Het is een warme zomeravond. Niet meer zo warm als overdag , maar meer dan een T-shirt of een hemdje hebben de paar verdwaalde wandelaars op straat niet aan. De lucht is langzaam overgegaan van diepblauw naar fluweelzwart. De sterren staan in een overdonderende hoeveelheid te schitteren. De laatste vogels zijn stilgevallen. De eerste vleermuizen beginnen hun onnavolgbare jacht op de insecten die worden aangetrokken door het licht van de straatlantaarns.
Het meisje op het gazon van de boerderij aan de rand van het dorp heeft er geen oog voor. Ze kijkt alleen maar gebiologeerd naar het opengeslagen raam op de eerste verdieping. Er hangen slingers aan het plafond, het licht verkleurt van rood naar groen naar blauw naar geel en de vlekken van de discobol draaien hun rondjes op het gazon vlak voor haar voeten. Er klinkt muziek en gelach, veel gelach. Het is zoals een verjaardag hoort te zijn. Ze zou er bij moeten zijn, maar ze staat buiten onder het raam.
Het was als een volslagen verrassing gekomen dat haar beste vriendin haar niet had uitgenodigd. Een schok die alleen maar erger werd toen bleek dat haar vriendin vanaf dat moment ook geen woord meer met haar wilde wisselen. Nooit meer. Freak, had ze gezegd en was snel doorgelopen. Alsof een stuk uit haar leven geamputeerd werd, want ook al waren ze volstrekt anders, ze deden alles samen. Dat ging juist heel goed. De stoere tomboy en het prinsessenmeisje. Al vanaf de kleuterschool. Ze waren een begrip. Nu niet meer dus. Geen uitleg, geen verklaring, alleen maar freak.
Ze had geprobeerd de verjaardag te vergeten. Ze was vroeg naar bed gegaan om zo snel mogelijk in slaap te vallen. Ze weet niet eens of dat gelukt is. Ze weet alleen dat ze nu in haar verwassen T-shirt dat als pyjama dient en niet gestrikte gymschoenen onder het raam van de slaapkamer van haar vriendin staat. Ze kan wel huilen als ze al die vrolijkheid hoort. Gefrustreerd is ze, nee boos. Ze voelt de woede groeien als een boom in een natuurfilm die versneld wordt afgespeeld. Er hangt een meisje gillend van de lach uit het raam. Ze kent die lach uit duizenden en ze voelt haar verdriet verdampen.
Er springen knoppen in haar boom, bloemen van vuur, en er trekt een waas voor haar ogen als ze voelt hoe de eerste vlammen opbloeien in haar handpalmen. Alles is onscherp en als ze na een tijdje weer helder ziet, is het te laat.
Grote delen van de begane grond vatten vlam, alsof iemand eromheen heeft gerend met een fakkel. Pas als de rook het open raam binnen wordt gezogen begint het gegil en daarna de paniek. Ze hoort roepen dat de trap in brand staat. Het raam is te hoog om zomaar uit te springen. Als ze daaruit moeten springen, zullen er enkels en knieën verbrijzelen.
Het meisje op het gazon in haar vale T-shirt en losse gympen reageert in een reflex. Ze holt naar de voordeur die tot haar grote opluchting niet op slot zit. De hal en trap staan al in lichterlaaie. Wat heeft ze in hemelsnaam gedaan? De vlammen maken haar niet bang, hebben ze nooit gedaan. Ze geven haar energie. De vlammen wijken voor haar uiteen als ze naar de trap holt en hem met drie treden tegelijk oprent. Boven liggen vier meisjes in pyjama buiten bewustzijn van de rook op de gang. Ze sleept ze een voor een naar beneden. Niet bepaald zachtzinnig, daar is ze niet sterk genoeg voor. Ze zullen morgenochtend vol met blauwe plekken en schaafwonden zitten, maar ze zullen niet levend verbranden. Niet zolang zij er is. Zij is hun vriendin, of ze dat nu willen of niet.
Als ze als laatste haar beste vriendin naar beneden brengt, is het vuur al zo heftig en alomvattend, dat ze er een tunnel in moet denken om te kunnen ontsnappen. Ze verbaast zich er niet over dat dat lukt. Te moe voor verwondering. Te moe voor wat dan ook. Ze is zo uitgeput dat ze de macht over haar ledematen begint te verliezen en daarmee haar grip op het vuur. Haar nachtpon begint aan de zoom te schroeien en haar haar vat aan de uiteinden vlam. Ze struikelt, staat weer op, strompelt, struikelt weer, maar ze haalt het. Pas als ze haar vriendin zacht op het gazon heeft laten zakken, staat ze haar knieën toe om te bezwijken. Als in slow motion valt ze naar voren op het gazon en komt met haar hoofd naast het hoofd van haar vriendin terecht. Ze kijkt even naar haar gezicht, streelt zacht een lok uit haar oog en kan een glimlach niet onderdrukken. Meer kracht heeft ze niet. Ze hoort nog net de sirenes van de brandweer in de verte naderen, als het zwart wordt voor haar ogen en ze wegzakt in een droomloze slaap.