Schermafbeelding 2021-01-15 om 12.12.23.png

2 / Donderkop

Ik open mijn ogen tot spleetjes maar sluit ze net zo snel weer. Veel te veel licht. Ik zak terug in mijn kussen en laat me weer meevoeren op de golven van mijn halfslaap. Zonder nadenken tast ik naar mijn teddybeer die ik ooit in een vlaag van woede in lichterlaaie heb gezet. Het blijft mijn favoriete knuffel, al weet ik dat ik er eigenlijk te oud voor ben.

Ik schrik weer wakker omdat er iemand van beneden roept. Mijn vader, en dat is opmerkelijk genoeg. Hij geeft me namelijk nogal veel “eigen verantwoordelijkheid”, een concept dat hij opgepikt moet hebben uit een oud opvoedkundig tijdschrift uit de vorige eeuw. In de praktijk betekent het dat ik kan doen wat ik wil, zolang mijn cijfers maar goed zijn en de politie niet aan de deur komt.

Dat eerste is nooit een probleem geweest. Dat tweede is sinds deze zomer volkomen mislukt. Enorme hoeveelheden politieagenten hebben we over de vloer gehad, gevolgd door een eindeloze stroom journalisten, televisiezenders en ramptoeristen.

Twee dagen na het ‘incident’ (zoals mijn vader de brand hardnekkig blijft noemen), heeft hij me van onze dorpsschool gehaald en me ingeschreven op de veel grotere middelbare school in de stad. Een school voor rijkeluiskindjes die door hun ouders niet in het gareel gehouden kunnen worden. Wij daarentegen zijn zo arm als luizen. Wij hebben geen geld voor rottigheid en ik heb dan ook geen idee hoe mijn vader aan het astronomisch hoge schoolgeld is gekomen. Misschien een overheidssubsidie voor kansloze gezinnen? Het feit dat hij het totaal niet met me heeft overlegd, maakt me nog steeds boos. Hij hoopt natuurlijk dat er op een school verder weg geen praatjes over me de ronde doen. Misschien is het zelfs lief bedoeld, maar het is het totaal kansloos natuurlijk. Een aantal ouders zal best de berichten in onze plaatselijke krant hebben gemist.

Danielle Kwintens (14), held of brandstichtster? 

Boerderij Jansma tot de grond afgebrand.

Familie in Zwarteveen als door een wonder gespaard.

Maar de vloedgolf aan artikelen die loskwam toen de landelijke sensatiepers er lucht van kreeg en tiktok volstroomde met memes waarin een deepfake Danielle Kwintens, gewapend met twee gigantische vlammenwerpers, op een school afloopt, kan niemand ontgaan zijn. Natuurlijk wordt er op mijn nieuwe school ook over me gekletst en ongetwijfeld zijn er al kinderen van school gehaald nadat mijn komst was aangekondigd. Niet dat ze alle verhalen écht geloven natuurlijk, maar waar rook is, is vuur, nietwaar?

Ja, ik heet Danielle Kwintens maar zo noemt niemand me. De meesten noemen me Donderkop.

Oké dan, wat moet dat moet. Ik rol mijn bed uit en slof naar de badkamer. Onderzoekend kijk ik naar het hoofd dat me slaperig aankijkt vanuit de spiegel. Het scherp getekende, jongensachtige gezicht, de smalle rechte neus met de kleine knobbel aan het uiteinde, de hoge jukbeenderen, de scherpe, beetje Aziatische, ogen die onafhankelijk van elkaar lijken te draaien wanneer ik moe ben, de lippen die bij de mondhoeken omhoog krullen alsof ik alles amusant vind, ook al is dat niet zo.

Ik poets mijn tanden met mijn gebruikelijke fanatisme, maar de haarborstel negeer ik. Met de weerbarstige struik die op mijn hoofd is geplant, valt toch niets te beginnen. Ongecontroleerd piekt mijn korte zwarte haar alle kanten op als een bevroren ontploffing.

Wanneer ik mijn oude spijkerbroek vol met gaten en scheuren (die niet bepaald volgens de laatste mode in de fabriek zijn aangebracht) aanschiet en een vaal verwassen T-shirt, waarvan nog net de oorspronkelijke print, If you mind your own business than I’ll mind mine, te lezen is, verbaas ik me over hoe klein en spichtig mijn lichaam nog steeds is. Nog geen vrouwelijke ronding te bekennen. Ik klaag niet. Ik tel mijn zegeningen.

Weer zittend op mijn bed, steek ik mijn voeten in mijn sneakers en laat ik mijn ogen over het landschap van mijn slaapkamer glijden. Net als in de rest van het huis, is niets nieuw of onbeschadigd. Een paar meubelstukken hebben we gekocht in een uitverkoop, de rest is moeizaam bij elkaar gesprokkeld in tweedehandswinkels. Ze hebben slechts één ding gemeen: enorme brand- en/of waterschade. De stoel naast mijn bed is bijna voor driekwart verkoold.

Wanneer ik boos ben, zet ik namelijk dingen in de fik en dat is voor iemand met een kort lontje zoals ik best een probleem. Het is dan ook ons best bewaarde geheim. Als ook maar één iemand buiten ons gezin het te weten zou komen, zou ik constant door de overheid in de gaten gehouden worden en was ik deze zomer zonder pardon in een inrichting beland.

Dat mijn oma en mijn vader er van weten is natuurlijk onvermijdelijk. Als baby ontvlamde ik al wanneer ik honger had. Mijn wiegje, dat ik vorig jaar op zolder terugvond, was bijna volledig verkoold en nog steeds gevuld met de branddekens waaronder ik sliep. De emmers water en zand, die mijn hele leven door het huis verspreid stonden, zijn pas een paar jaar geleden verdwenen. Niet dat ik het vuur echt onder controle heb. Ik heb mezelf alleen geleerd om me zo volledig af te sluiten van de rest van de wereld dat ik het huis uit kon zonder een gevaar voor mijn omgeving te vormen. Dat is een uitermate pijnlijk proces. Een soort emotionele amputatie. Een zelfgekozen isolement waar eigenlijk alleen mijn beste vriendin doorheen brak. En dat is nu ook over. 

Thuis kan echter geen sprake zijn van emotionele beperkingen. Thuis is mijn vrijhaven. Thuis moet ik mezelf kunnen zijn, met alle risico’s van dien.

1 / Party Crasher

3 / Omi