De tot feestzaal omgetoverd aula, nog het meest weg van het schoolplein; in het midden is hij volkomen leeg. De meeste jongens staan langs de rand tegen de muur gedrukt, zover mogelijk buiten het bereik van het licht van de vier armzalige kleurenspotjes en de langzaam bewegende vlekken van de vooroorlogse discobal. Ze doen het met hun gebruikelijke pose van desinteresse die hun gezichtsverlies moet beperken, maar ik trap er niet in, ze zijn doodsbang en terecht. De ontwikkeling van jongens en meisjes is de afgelopen jaren gewoon te ongelijk geweest. Waar de meisjes zijn doorgeschoten tot irritante mini-vrouwtjes, met beginnende borsten, ontluikend okselhaar en bovenmatig interesse in het andere geslacht, zijn de jongens gewoon gebleven wat ze waren, knulletjes die het liefste willen voetballen. Ze hebben geen idee wat ze aan moeten met die nieuwe door hormonen aangedreven aandacht en ze doen dus het enige wat ze kunnen doen, vluchten. Ze duiken weg waar ze het minste gevaar lopen om ten dans gevraagd te worden door één van de meisjes uit de onontwarbare kluwen gedomineerd door roze jurkjes, parelkettingen en ongemakkelijke damesschoenen vlak naast de ingang. De één is nog meer toegetakeld met make-up dan de andere. Ze hebben er veel werk van gemaakt. Dat zien de jongens ook wel. Ze staan niet voor niets waar ze staan. Het feit dat de dansvloer leeg is, maakt de dj van de avond, niets uit. Hij staat veilig verschanst achter zijn installatie. Zoals de meeste dj’s draait hij vooral voor zichzelf en de muziek stampt even hard als on-dansbaar door de ruimte.
Ook al ben ik geen jongen, toch zit ik weggedoken in de donkerste hoek van de kantine. Een hoek die nog donkerder is omdat Schaduw bij ons zit. Dankzij haar talent, kunnen we ongestoord overleggen en dat is nodig ook, want we hebben nog geen contact met elkaar gehad over de verbijsterende gebeurtenissen van voor het weekend. Ik woon 15 kilometer buiten de stad en Schaduw en ik hebben geen geld voor een mobieltje of laptop en al had ik er wel een gehad dan had dat nog niets uitgemaakt. Omi is ertegen. Einde discussie. Mug heeft er een half dozijn, maar hij beschermt zijn privacy op zo’n maniakale wijze dat hij niemand zijn nummer geeft, zelfs ons niet. Geen idee waarvoor hij ze dan wel heeft. En Padje? Geen idee.
Feit blijft dat het hoog tijd is. Ik heb een weekend de tijd gehad om alles te laten bezinken, maar dat heeft niet veel geholpen. Gedachten en twijfels raken nog steeds zo in elkaar verward dat ik na een tijdje gewoon op heb gegeven om er een helder verhaal van te maken.
‘Tjesis.’ Fluistert Mug, terwijl hij schichtig over zijn schouder kijkt naar het groepje meiden bij de deur waaruit zich een roze mini-volwassene losmaakt die met grote doelbewuste passen de dansvloer oversteekt naar één van de jongens aan de overkant.
‘Ze kunnen ons echt niet zien toch?’ fluistert hij zenuwachtig.
‘Nee,’ antwoordt Schaduw met een brede glimlach. ‘Maar als je graag wilt kan ik ons wel wat meer in het zonnetje zetten hoor.’
‘Nee, alsjeblieft niet, het zou mijn dood worden.’
‘Er is toch niemand die met je wil dansen, kleine steekvlieg.’ doe ik ook een duit in het zakje. ‘Ze hebben nog wel een beetje smaak,’.
‘Moet jij ook niet een roze glitterband in je haar, Zwavelkop?’ kaatst Mug terug. ‘Zal leuk staan bij je gescheurde spijkerbroek en je grauwe T-shirt.’
Ik moet lachen. Ik ben van onze stekelige manier van communiceren gaan houden.
‘Oké… Even serieus. Een plan. We moeten een plan hebben.’
‘Maar…’ vraagt Schaduw. ‘Een plan voor wat precies? Ik snap het nog steeds niet.’
Ik snap dat ze het niet snapt. Ik heb wel geprobeerd uit te leggen wat er met me gebeurd is een paar dagen geleden, maar dat bleek moeilijker dan verwacht. Ze geloven me omdat ze met eigen ogen hebben gezien in welke erbarmelijke toestand ik gevonden ben en er is natuurlijk het ooggetuige verslag van Padje. Ik heb ze verder maar niet te veel verteld over wat er bij de conrector gebeurd is. Ze hebben al moeite genoeg met een school die reageert op mijn onderbewustzijn en het bestaan van een schemerwereld.
Ik focus vooral op de nieuwe opdracht die de conrector heeft gegeven, het vinden van Kwant, de enige die de lijst kan interpreteren. De lijst waarmee geknoeid is, terwijl dat eigenlijk onmogelijk zou moeten zijn.
‘We… hebben… meer…‘ begint Padje.
‘Tijd nodig.’ vult Schaduw aan.
Meer tijd? Op deze school? Geen kans! Denk ik. We worden nu ongetwijfeld nog beter in de gaten houden en het vrije uur Natuurkunde is na de vakantie opgevuld met Maatschappijleer. Tot groot ongenoegen van Mug, die Maatschappijleer ongeveer het meest overbodige vak vindt van alle overbodige vakken.
‘Misschien… moeten… we… ‘s na…’
‘Goed idee Robert,’ zegt Schaduw enthousiast. ‘‘s nachts kunnen we ongestoord zoeken.’
‘Wat?’ zeg ik zo hard dat de jongens die vlak naast ons tegen de muur gedrukt staan, verbaasd onze donkere hoek in staren.
‘Wat?’ herhaal ik zachter. ‘Inbreken op de best bewaakte school ter wereld? Zijn jullie gek geworden? Elke dag wordt het gebouw uitgekamd door een klein leger van mannen en vrouwen in veiligheidsuniform en een kennel Duitse Herders. Slecht idee.’
Ik verwacht bijval van Mug, maar zijn reactie komt volledig onverwacht.
‘We doen het.’
‘Wat?’
‘Je bent toch niet bang Donderkop?’
‘Mug, we komen de school niet eens in.’
‘Dan moeten we gewoon slimmer zijn,’ houdt hij vol.
‘En als het wel lukt dan komen we er niet uit,’ werp ik tegen.
‘Bla bla bla, schijterd.’
‘Ik ben niet bang ik ben gewoon verst…’
‘Schijterd.’
‘Ik ben geen schijterd.’
‘Tuurlijk wel, je durft gewoon niet.’
Dat doet de deur dicht. Ik weet dat ik hap, maar niemand noemt me een schijterd en dit laffe scharminkel al helemaal niet.
‘Oké dan, als jij een manier vindt om ongemerkt ‘s nachts binnen te komen dan ga ik de school in om Kwant te zoeken.’
Een veilige bluf, denk ik, inbreken in deze school is onmogelijk, maar als ik het triomfantelijke lachje op zijn gezicht zie, weet ik dat ik erin getrapt ben.
‘Mooi. Dan hoeven we nu alleen nog een geschikte avond prikken,’ zegt hij triomfantelijk. Ik laat moedeloos mijn schouders zakken. Ik kijk over mijn schouder naar de ingang van de kantine. Opeens lijkt het me helemaal niet zo gek om zo’n roze meisje te zijn, met linten in mijn haar en te hoge pumps van mijn moeder aan mijn voeten en dat mijn grootste zorg was hoe ik pukkelige bange jongetjes tegen hun zin in de dansvloer op kon slepen. Nee, dat nooit, verman ik me. Dan maar een tot mislukken gedoemd nachtelijk avontuur in school.
‘Oké,’ zeg ik berustend. ‘Vertel maar op dan.’