Nadat we het schoolfeest hebben overleefd, is onze eerste officiële schooldag verontrustend normaal. Aan niets is te merken dat nog maar drie dagen geleden in deze gangen een kleine veldslag heeft plaats gevonden. Alle deuren zitten weer gewoon in hun sponningen en leerlingen lopen kletsend en lachend naar hun eerste les. Leraren kijken toe en zien er ontspannen uit en iedereen houdt zich aan de regels.
Eén ding is echter wel degelijk veranderd. Dat de conrector nergens te bekennen is, is normaal, dat is ze nooit, maar dat Fred, Barney, Wilma en Betty ook nergens te zien zijn, is vreemder. Zijn ze geschorst? Van school gestuurd? Fred zag ik als laatste in gevecht met de conrector. Er is natuurlijk een kans dat hij… Mijn huid begint onaangenaam te kriebelen. Nee, dat is niet mogelijk.
Ik knik even naar Padje die in het geschiedenislokaal alweer op zijn vaste plek in het midden zit. Padje is misschien wel de vreemdste van ons alle vier maar is, opmerkelijk genoeg, ook de meest geaccepteerde. Hij is een van die uitzonderlijke mensen die kwetsbaar is op een manier die geen agressie oproept. Hij is volkomen zichzelf en dat levert hem meer respect op dan al die leerlingen die zich de hele tijd maar aanpassen omdat ze erbij willen horen. Hij is in ieder geval veel meer geaccepteerd dan Mug en ik. Wij zijn ook onszelf, maar aan ons kun je je prikken of branden. Met ons zijn ze voorzichtig.
Schaduw stroomt vrijwel onzichtbaar met de rest van de klas mee het lokaal in. Acceptatie is in haar geval nauwelijks een issue. Ze wordt nauwelijks opgemerkt. Ik heb haar weleens gevraagd of ze zich niet eenzaam voelt. Haar antwoord was ontluisterend direct.
‘Eenzaam was ik in het vluchtelingenkamp ook, Daan, maar daar moest ik ook elke dag voor mijn leven vrezen. Dan ben ik liever alleen maar eenzaam.’ Toen heb ik maar snel mijn mond gehouden.
Pas wanneer iedereen zit, sloft Mug binnen. Hij laat zich op de stoel naast de mijne zakken met zijn gebruikelijke ik-heb-schijt-aan-alles-houding, maar voor hij iets kan zeggen, komt Kortst het lokaal al binnenmarcheren. Zijn ronde lijf zit als altijd kreukvrij in zijn bruine wollen pak geperst. Hij loopt in een rechte lijn langs het schoolbord naar zijn bureau en draait in een goed geoefend beweging richting de klas. Het valt me altijd mee dat hij niet zijn hakken tegen elkaar slaat en de Hitlergroet brengt.
‘Zooooooooo.’
Mug en ik kijken elkaar met opgetrokken wenkbrauwen aan. Arrogant en zelfvoldaan klonk hij altijd al maar nu druipt het ervan af.
‘Vanaf vandaag…’
Dramatische pauze.
‘Is alles…’
Nog langere dramatische pauze.
‘Anders!’
De klas is doodstil. De geur van ozon prikt in mijn neus, maar gelukkig niet sterk genoeg om de andere kant van het lokaal te bereiken, waar Kortst zoals gewoonlijk stilte met respect verwart.
‘Vanaf vandaag waait er een andere wind door school. De conrector is voor onbepaalde tijd op… studiereis en ondergetekende…’ – hij heft zijn hand naar zijn borst om aan te geven dat hij zichzelf bedoelt (alsof we dat niet doorhadden) – ‘…zal de orde en tucht op een hoger plan dienen te brengen.’
Nu begint het eerste onrustige geschuifel. Een hoger plan? De conrector was al dictatoriaal.
‘Vanaf vandaag zal de hele dag door in de gangen gepatrouilleerd worden door de beveiligingsteams die normaal gesproken de school na de lesuren en in de pauzes controleren. Verder zijn de gedragsrichtlijnen van alle leerlingen aangescherpt. De minste overtreding van deze regels zal bestraft worden. U kunt erop vertrouwen dat ik niet zo lankmoedig zal zijn als de conrector.’
‘Danielle Kwintens en Charles Monteque, kom naar voren en deel de nieuwe reglementen uit.’
Nu hij toch bezig is om zijn nieuwe macht te demonstreren, mogen wij zijn slavenwerk opknappen als voorbeeld voor de rest van de klas. Het is niet onze natuur om provocaties onbeantwoord te laten, maar zo vlak voor het uitvoeren van ons plan mogen we niet in de problemen komen, dus klemmen we onze lippen op elkaar. We sloffen naar voren, pakken allebei de helft van de stapel en verdelen de A-viertjes zo onverschillig mogelijk over de verschillende tafels.
Als ik weer zit vliegen mijn ogen over het papier. De lijst met regels is niet lang, maar zo extreem dat ik twee keer moet lezen voor ik geloof wat er staat. Patrouilles, detectorpoortjes en surveillance. Pauzes in shifts. Een indeling van het schoolplein in vakken waarin elke klas bij elkaar moet blijven staan. Een verbod om met leerlingen van andere klassen om te gaan of te praten. Vaste looproutes van les naar les. En tot slot. Uit de klas gestuurd worden, staat gelijk aan van school gestuurd worden. De geur van ozon doet nu pijn in mijn neus.
‘Mug!’ sis ik.
‘O sorry Vlamhoofd, ik lette even niet op. Ik werd afgeleid door een plak Duitse boterhamworst met totalitaire trekjes.’
Het laatste velletje bevat een schema voor een persoonlijk ‘gesprek’ met Kortst zelf. De klassen staan geordend van hoog naar laag. Alle leerlingen zijn erin opgenomen. Snel zoek ik wanneer onze klas staat ingepland. Gelukkig, volgende week dinsdag pas. Tegen die tijd hebben we ons plan al lang uitgevoerd en ziet alles er hopelijk heel anders uit.
Pas wanneer ik de velletjes weer terugleg, zie ik de namen die in een korte kolom bovenaan de lijst staan. De namen van Padje, Schaduw, Mug en mijzelf. Shit. Wij zijn de uitzonderingen. Wij staan als eerste gepland, vanmiddag al, en ik snap meteen waarom. Het moet de lijst zijn. Die is natuurlijk samen met de conrector verdwenen. Kortst moet opnieuw beginnen met zoeken en hij begint met ons.