Schermafbeelding 2021-01-15 om 12.12.23.png

53 / Kruisverhoor

Well, dear boys and girls, that was the first school day of this New Year already. Time flies on wings of speed, to paraphrase our modern angry young rock poet Paul Weller.
De gniffel die meester Perkins standaard op zijn eigen grappen laat volgen, wordt overstemd door 25 boeken die dicht geslagen worden.
‘Zo, daar gaan we dan,’ zegt Mug als hij zijn tas dicht gespt en opstaat maar voor hij twee stappen gezet heeft grijpt meester Perkins in.
No, no, no. Please sit down. Misters Monteque and Stanislav and misses N’godo and Kwintens, you all have to stay a little longer I’m afraid. I believe the four of you have an appointment with mister Kortst? You will be called one at a time, so please sit down.

We zakken terug in onze stoelen. Mug sputtert wat voor zich uit, Schaduw begint aan haar huiswerk, Padje staart naar iets onbestemds. Voor ik kan bedenken hoe ik de tijd zal doden, wordt er al op de deur geklopt. Een vrouw in blauw uniform vraagt of Charles Monteque wil meekomen. Hij verschiet van kleur, herstelt zich, pakt zijn tas en sloft vervolgens met zijn allergrootste ik-heb-schijt-aan-mensen-in-uniform-houding naar de deur. Hij komt niet meer terug. Schaduw is de tweede. Ogenschijnlijk rustig loopt ze naar voren, maar ik weet wel beter. Ze flikkert als een lamp die dreigt uit te vallen. Ook zij komt niet meer terug. De volgende is Padje.  Is het toeval dat ik de laatste ben?

De spanning bereikt een soort mentale pijngrens terwijl ik halsstarrig naar mijn tafelblad blijf kijken om een langdradige conversatie met Perkins te vermijden. En dan is het eindelijk ook mijn beurt. Schoorvoetend volg ik de vrouw in uniform het lokaal uit de gang in. Wanneer we na een korte wandeling bij Kortst kantoor aangekomen zijn, knikt ze me korte toe, maakt een korte draai en loopt de gang uit. De rest mag ik zelf doen. Ik haal nog één keer diep adem, recht mijn rug, hef mijn hoofd omhoog en stap naar binnen.

Het kantoor zo donker dat ik letterlijk geen hand voor ogen kan zien. Maar voor ik hoef te besluiten of ik wel of niet op de tast verder zal gaan, hoor ik een zachte klik en tekent een bureaulamp een haarscherpe ellips van licht op het tafelblad recht tegenover me. De stoel achter het bureau, nu half oplichtend in het duister, is volledig gevuld met Kortst. Zijn hoofd valt buiten de lichtkegel maar zijn ogen lichten op in het donker. De stoel vóór de tafel ligt ruggelings op de grond. Wanneer ik behoedzaam naar het bureau schuifel, hoor ik onder mijn schoenen een eigenaardig scherp geknerp. Geen idee wat het is. 

Ik zet de stoel behoedzaam overeind en ga zitten, waarna de bureaulamp onverbiddelijk in mijn gezicht gedraaid wordt. Mijn ogen beginnen te tranen, maar ik vertikt het om weg te kijken. 
‘Hé, moet dat?’
‘Hoe eerlijker je bent, hoe sneller we klaar zijn Kwintens. Je vrienden waren bijzonder spraakzaam,’ klinkt het bombastisch uit het donker.
Bluf, denk ik. Ik kan me niet voorstellen dat Kortst iets heeft kunnen doen wat hen aan het praten heeft gekregen. Het is tenslotte een school en een school heeft regels… maar dan zie ik de klok op het bureau. De urenwijzer loopt de verkeerde kant op en de secondewijzer raast zo snel rond dat je hem bijna niet kan zien. Shit, Padje moet wel erg in de stress hebben gezeten. Ik slik.
Kortst heeft mijn blik gevolgd en herneemt triomfantelijk het woord.
‘Neem een slok water Kwintens.’ 
Ik kijk verbaasd naar het tafelblad. Wat nu? Gaat hij de good cop spelen? Ik zoek naar een glas maar zie niets. 
‘Toe maar. Hij staat recht voor je.’
Aarzelend steek ik mijn hand naar voren en tast het tafelblad af. Ik heb het gevoel dat ik voor schut word gezet maar dan voel ik wel degelijk iets. Het is koel, glad en rond. Een glas, een onzichtbaar glas. Nu mijn ogen wat meer aan het donker gewend zijn, zie ik pas dat de linkerkant van het bureau ontbreekt.
‘Met de complimenten van uw koloniale vriendinnetje. Ze is niet alleen het taaiste van jullie vier, maar haar talent is wonderbaarlijk. Jammer dat ze het alleen kan gebruiken als ze bang is. Doodsbang…’

Ik slik. Niks good cop, bad cop, alleen maar bad cop. Hij wil een punt maken. 
Opeens snap ik ook waarom het zo donker is en wat er onder mijn schoenen kraakte. Mug heeft de lampen laten springen. Ook op het bureau liggen scherven. Kortst moet snel een nieuw peertje ingedraaid hebben voor ik binnen kwam.
‘Waar zijn ze!’ vlam ik op. ‘Als er iets met ze gebeurd is dan…’
‘Ja, wat dan Kwintens? Dat vraag ik me ook af. Wat kan jij? Wat is je talent? Wat ben je meer dan een middelmatige, spiekende leerling? Waarom zijn de dossiers van jou en je vriendjes spoorloos verdwenen? Waarom nam de conrector jullie in bescherming?’
Ik moet mij mond houden, ik moet mijn mond houden, ik moet mijn mond houden… herhaal ik in mezelf met weinig hoop op succes.
‘Sommige van ons denken dat jij de nieuwe Messias bent, Kwintens. Onze redding. Volgens hen moet je een grootheid worden, maar ik zal bewijzen hoe ze zich vergissen. Ik zal laten zien hoe middelmatig je werkelijk bent. Vertel me dus waar die lijst is en ik zal genadig zijn. Ik weet dat je hem hebt. Roberto is geen genie, maar hij is geen leugenaar. Zijn verhalen over afgelopen vrijdag zijn verward, maar hij blijft bij hoog en laag volhouden dat jij die lijst gevonden hebt en ik geloof hem.’

Zijn ogen glimmen in de donkere contouren van zijn hoofd terwijl hij op antwoord wacht, zeker van zijn succes. Maar ik zeg niks. Ik denk alleen maar: mond houden, mond houden, mond houden
De tanden van Kortst ontbloten zich in iets dat voor een glimlach moet doorgaan.
‘Ik wist niet dat zelfbeheersing één van je talenten was, Kwintens. Eens kijken hoe lang je dat volhoudt. Je bent tenslotte je moeder niet. Jij bent precies je vader. Een ruggengraatloze mislukkeling, wiens enige succes was dat hij je moeder wist te verleiden. Eeuwig zonde.’
‘En jij was een betere partij voor mijn moeder geweest?’
Ik bijt gelijk weer op mijn tong, maar het is al te laat. Ik heb mijn stilzwijgen doorbroken en wie A zegt moet B zeggen, zo werkt dat nu eenmaal. Dat is geen principe van Omi maar eentje helemaal van mezelf.‘
En waarom zou ze een sadistische, machtswellustige Nazi-gehaktbal gekozen hebben in plaats van een gewone jongen, ook al had hij geen talent?’

Zit ik hier nu mijn vader te verdedigen? Bedenk ik me verbaasd. Kortst ogen lichten kwaadaardig op. 
‘Jouw vader? Geen talent? Ha! Talent genoeg. Karakter, daar ontbreekt het hem aan.’
‘Mijn vader een talent? Wat dan? Mijn vader kan niks. Hij zit goddomme in een rolstoel.’
‘Het maakt mij niet uit wat je gelooft Kwintens. Geef me de lijst.’
‘Ik weet niet waar je het over hebt.’
‘Dat probeerde je vriendjes ook. Maar dat heeft ze lelijk opgebroken. Ze hebben gepraat als Brugman nadat ik met ze klaar was.’
Bluf, godvergeten bluf, probeer ik mezelf in te prenten. Ze hebben niet gepraat en hij kan ze niet gedwongen hebben. Hij is een leraar, hij mag ze geen kwaad doen. Toch ben ik er minder zeker van dan daarnet. Deze man lijkt tot alles in staat.
‘Je krijgt nog één kans Kwintens.’
‘Of wat?’
‘Of dit!’

Opeens voel ik hoe mijn armen en benen vast komen te zitten aan de stoel waarop ik zit. Klemmen zijn uit de armleuningen en poten tevoorschijn gekomen en hebben zich om mijn onderarmen en scheenbenen geslagen.
‘Hey… wat…’
‘Ah, ja de stoel. Daar heb ik wat aan gesleuteld. Er is er altijd wel een moment dat mijn ‘gasten’ naar buiten proberen te vluchten en dat kan ik niet toestaan.’
‘Staan lijfstraffen en martelpraktijken soms in de kleine lettertjes van het schoolreglement?’ Ik klink stoerder dan ik me voel. 
‘Ik heb ook een talent Kwintens. Ik beheers niet één van de elementen, zoals de meesten, maar het is meer een vaardigheid, een gevoel. Bijna alles kan ik als wapen gebruiken. Ik weet niet alleen hoe de meest geavanceerde wapens werken zonder er ooit maar eentje gezien te hebben, maar ook met gewone huis-, tuin-, en keukendingen ben ik ongekend creatief en… dodelijk. Noem het intuïtie. Ik heb hier op tafel een nietmachine, een rol plakband en een perforator. Laat je fantasie maar de vrije loop.’

Kortst pakt de nietmachine, schuift zijn stoel naar achteren en loopt langzaam om de tafel heen op me af. Deze man is gek! Een psychopaat! Eindelijk raak ik dan in paniek. Ik trek tevergeefs aan de banden die me vast houden en sluit mijn ogen in afwachting van de pijn.
‘Aha, vuur,’ fluistert Kortst met hese stem. ‘Natuurlijk. Een kleuter-talent.’
Wanneer ik mijn ogen weer open, zit ik midden in een vlammenzee. Mijn eigen persoonlijke inferno. Ik had het niet eens gevoeld, zo vanzelf ging het. Dit zal hem leren. Dat het hele lokaal in de fik kan vliegen, of zelfs de school, kan me niet schelen. Als dit nodig is om mezelf los te krijgen, so be it. Maar… de stoel waar ik op zit, verteert niet noch de banden die me vasthouden. Kortst kijkt me triomfantelijk aan.
‘Dit is een school voor ongeoefende kinderen met ongeoefende talenten, Kwintens. Talenten die alle kanten uitschieten. Dacht je dat dit kantoor niet op alle mogelijke calamiteiten was voorbereid? Op vuur wel als eerste. Vuur is de pest. Ik ben blij dat de beveiliging nog functioneert. Ik heb hem maar zelden hoeven te gebruiken. De meeste kinderen met vuur als talent, worden niet oud. Die branden letterlijk op voordat ze vier jaar oud zijn. Voor hun ouders weten wat er aan de hand is, zijn ze van binnen totaal verkoold. Je moet meer karakter hebben dan ik dacht.’ 

Hij drukt op een knop en gelijk branden mijn vlammen minder hoog. Ademen wordt moeilijker.
‘Kleine innovatie van mezelf. Ik zal je niet lastigvallen met de technische details, maar ik kan de luchtstromen in dit kantoor zo manipuleren dat er plaatselijk een gebrek aan zuurstof ontstaat en wat is vuur zonder zuurstof? Wat is een mens zonder zuurstof?’
‘Ik… ik…’ steun ik terwijl de weinige lucht in mijn keel giert.
‘Eerst die vlammen uit, Kwintens.’
Blauwe vlekken dansen voor mijn ogen. Ik stik. Hij laat me gewoon stikken maar ik kan mijn vlammen niet doven, nooit gekund en dan gaat het licht helemaal uit. 

52 / Jawohl mein Führer

54 / Een prachtige machteloze voet