Schermafbeelding 2021-01-15 om 12.12.23.png

15 / Bubbelbad

Zo langzaam mogelijk en via een zo lang mogelijke route, schuifel ik richting de deur die naar het schoolplein leidt. Pauzes blijven zonder enige twijfel mijn minst favoriete moment van de dag. Dankzij de post van die vette journalist Zwarkvuns, die dan misschien wel niet viral ging, maar behoorlijk veel likes oogstte, is mijn reputatie van potentiële pyromaan ook doorgedrongen tot de meest onwetende brugklasser en wereldvreemde eindexamenkandidaat. Vooral op het plein, voel ik me als een konijn in een open veld tijdens het jachtseizoen.

Mug trapt achter me, geërgerd tegen denkbeeldige steentjes. Schaduw glijdt links van hem van de ene donkere plek naar de volgende, zorgvuldig de lichtkegels van de lampen vermijdend. Padje is nergens te zien, maar die zal ook niet ver weg zijn.

De gangen zijn bijna verlaten, maar wanneer we de laatste hoek omlopen, schuift er aan het einde van de donkere gang een groot silhouet in de lichte rechthoek van de deur. En daarna nog één, en nog één en nog één. Alleen aan de bovenkant glipt er nog wat buitenlicht langs de vier figuren. Het is niet moeilijk te bedenken wie dat zijn en wat ze willen. De Flintstones gaan eindelijk wraak nemen! Yabadabadoo!

Zonder zichtbare aanleiding doven alle lampen en is de normaal toch al donkere gang in een nauwelijks doordringbaar duister gehuld. Schaduw neemt geen risico. Ze heeft gelijk, misschien kunnen we nog ongezien weg komen. Maar terwijl ik me omdraai, hoor ik vanuit het diepe duister voor de buitendeur, een overbekende stem, in slow motion naar ons toe kruipen.
‘Hallo… zou… ik… er… even… langs… mogen…? Ik… zou… graag… naar… buiten… willen… Dat… is… verplicht… ’

Als door een wesp gestoken blijf ik staan, draai me weer terug en begin zonder na te denken richting de uitgang te hollen. De uitgang waar Padje staat tegenover vier wraakzuchtige holbewoners. Waarschijnlijk lacht hij hen zelfs vriendelijk toe met zijn ronde uitvergrote ogen, gewoon, omdat hij geen kwaad ziet in de situatie, zoals hij in geen enkele situatie kwaad ziet. Ik kan er niets aan doen, mijn lijf en hoofd reageren volstrekt buiten mijn bewustzijn om. Ik moet hem proberen te helpen. Het is zelfmoord. Ik word gek van mezelf.

Vanuit mijn linkerooghoek zie ik, tot mijn verbazing, dat Mug me volgt met wel een zeer vastberaden blik in zijn ogen. Als we de deur bijna hebben bereikt, gebeurt er iets vreemds. De lucht lijkt te verdichten tot een dikke brij waarin we maar nauwelijks vooruitkomen ook al sprinten we op volle kracht.

Ik hoor een woedende schreeuw, die onnatuurlijk laag klinkt, en zie hoe de grootste figuur langzaam maar vol gewelddadige belofte zijn vuist opheft. Als we nog iets willen doen, moeten we snel zijn. Het duister is nu zo diep dat je het bijna tussen je vingers kunt kneden. Ik strek mijn arm naar voren en met meer geluk dan wijsheid vinden mijn vingers Padjes hoodie. Ik geef er een ruk aan en trek hem mee naar achteren. Dat was op het nippertje. De weerstand van de lucht neemt af en het duister wordt iets minder diep. Padje, Mug en ik krijgen steeds meer vaart, maar net wanneer ik denk dat alles toch nog met een sisser af kan lopen, begint het.

De grond onder onze voeten beweegt. Eerst een beetje, maar snel heftiger. Zo heftig dat het moeilijk wordt om ons evenwicht te bewaren. De gang binnen enkele seconden verandert in een bubbelbad van tegels, gruis, cement en aarde. Het heeft kennelijk ook Schaduw bereikt, want opeens is het licht weer terug. Zonder enig verweer beginnen we met de grond mee te stuiteren en het zal niet lang duren voor we volledig begraven worden. De grond spat steeds hoger op. Ik val, krabbel op, val weer, graai in het rond naar houvast. Vind niets. Graai nog een keer. Weer niets.

Ik zal verzwolgen worden door een op hol geslagen gang. Wat een treurig einde. En dan… vindt mijn linkerhand houvast: de deurklink van een klaslokaal. Ik hoor een mechanische klik en totaal onverwacht schiet de deur open. Wat een geluk! Wat een onwaarschijnlijk geluk. Alle deuren horen in de pauze afgesloten te zijn. Schoolreglement.

Mug ziet het nu ook. Hij heeft Schaduw vast, grijpt mijn been en klimt langs mijn lichaam omhoog terwijl de kolkende vloer hen terug lijkt te willen zuigen. Padje een eindje verderop, heeft het minder moeilijk dan wij. Waar hij staat, beweegt de grond trager en minder wild; langzaam genoeg om hem in staat te stellen naar ons toe te schuifelen. In slow motion duwt hij tegen Mug en voor we het weten, tuimelen we met z’n vieren het lokaal binnen, extra vaart gegeven door een laatste golfbeweging van de gang zelf. De deur valt met een klap achter ons dicht. Ik hoor het slot weer mechanisch in het slot klikken. We blijven snakkend naar adem liggen. 

Langzaam neemt het lawaai aan de andere kant van de deur af en na een tijdje horen we alleen nog onze eigen ademhaling. Zo blijven we minutenlang liggen met onze oren gespitst totdat in de gang het geroezemoes van stemmen en voetstappen aanzwelt. De pauze is voorbij.

14 / De Geen-club

16 / Egalpezo