‘Sorry… mijnheer… eh, mevrouw… eh… ik had niet… moeten… mogen…’ Ik struikel over mijn woorden. Waarom denk ik automatisch dat een conrector een man is? Misschien omdat ik wíl dat het een man is? Omdat ik nu eenmaal meer van mannen snap dan van vrouwen? Ik weet waarom ze lachen, wanneer ze beledigd zijn, zelfs wanneer ze gaan huilen. Van vrouwen daarentegen begrijp ik niets. Waarom ze dingen doen of hoe ze reageren en al helemaal niet waar ze over praten of wat ze belangrijk vinden of wanneer ze beledigd zijn. Bij vrouwen ben ik als hond in een nest katten. Wat ik ook probeer, ik eindig altijd met een kras over mijn neus.
De conrector blijft ondertussen onverstoorbaar Ik probeer mezelf een beetje bij elkaar te rapen en de situatie in me op te nemen. Langzaam schuif ik met mijn rug langs de deur omhoog. Het relatief kleine kantoortje is met mathematische precisie volgebouwd met als grootste meubelstuk het enorme bureau dat haar nog kleiner laat lijken dan ze al is. Haar haar is donker en kort geknipt, haar gezicht is smal en scherp, ze draagt een strak gesneden mannenpak en op haar kleine neus torst een bril met een enorm zwart montuur. Ze doet me denken aan acteurs in films uit de jaren vijftig, de mannen daaruit dan. Ze is daarmee niet onknap, zeker niet. Ze is ook niet oud, eerder jong, al lijkt ze haar best te doen om ouder te lijken.
Ze heeft sinds mijn binnenkomst nog geen spier vertrokken en geen teken gegeven dat ze mijn aanwezigheid heeft opgemerkt. Ze zit recht en onbeweeglijk als een standbeeld over een stuk papier gebogen.
Pas na twee doodstille minuten zet ze de enorme bril op haar voorhoofd en kijkt ze me aan met de lichtste ogen die ik ooit heb gezien. Ze boren zich zo diep in de mijne dat het onmogelijk is om zelfs maar te knipperen. Wanneer ze begint te praten is haar stem zacht en helder.
‘Je komst was dan wel aangekondigd, maar kloppen is inderdaad wel zo beleefd.’ Ze zet haar bril weer op haar neus en houdt het papier omhoog dat ze net bestudeerde.
‘Eens kijken… Danielle Kwintens…’
‘Daan,’ onderbreek ik haar snel, ‘ik heet Daan.’
Ze kijkt niet eens op als ze me antwoord.
‘Danielle Kwintens, als jij er geen gewoonte van gaat maken om me te onderbreken, dan gaat het helemaal goed komen tussen ons.’
Haar stem heeft ze niet verheven, haar toon is niet verscherpt, maar ik weet gelijk dat het een heel goed idee is om mijn mond te houden.
‘Ja mevrouw… eh…’
‘Noem me maar Conrector, net als iedereen.’
‘Eh, oké.’
‘Dus… waar was ik. Ah ja. Danielle Kwintens. Mmm… instromer… derde jaar… woont bij oma en vader… moeder verdwenen… betrokken bij verschillende incidenten… verdacht van het afbranden van een boerderij… geen bewijs… probleem met autoriteit… einzelgänger… potentieel gevaar voor rust en orde… haalt hoge cijfers zonder zichtbare inspanning, en…’ – haar ogen komen los van het papier en priemen zich weer in de mijne – ‘we weten nu hoe dat kan. Je hebt je nog geen half uur geleden laten betrappen bij spieken.’
Ik moet nu wel heel hard op mijn lip bijten om niet te reageren.
‘Kijk, Danielle Kwintens, jij bent wat wij in vaktermen een liability noemen, een risico. De media attentie die de afgebrande boerderij in je dorp veroorzaakte, is ons natuurlijk niet ontgaan. De meeste docenten zien je als een ongeleid projectiel dat alleen maar problemen veroorzaakt en op het eerste gezicht ben ik geneigd om ze gelijk te geven. Je laat een spoor van vernielingen achter.’
Dit gaat helemaal niet goed, denk ik ongerust. Mug heeft gelijk. Ik maak er een puinhoop van.
‘Persoonlijk geloof ik niet dat je kwaad in de zin hebt. Ik geloof wel dat je ongeoefend bent en dat je nog geen idee hebt van waartoe je in staat bent. Met veel begeleiding hadden we vast wat van je weten te maken. Jammer genoeg is daar geen tijd meer voor is. We zullen je nu al in moeten zetten en dat is een behoorlijk complicerende factor.’
‘Inzetten?’ verbreek ik mijn stilzwijgen nu toch. Ze heeft nu niet alleen mijn onverdeelde aandacht, maar ook mijn opvlammende irritatie. Ik haat het idee dat ik gebruikt wordt.
‘Inzetten?’ vraag ik nog een keer.
‘Ik ben niet van plan om alles twee keer te zeggen Danielle Kwintens. Ja, ik heb iets wat je voor me moet doen. Ik had het ook liever anders gezien maar de situatie is dusdanig geëscaleerd dat ik geen keuze heb. Van een gedegen training kan geen sprake meer zijn. Het moet nu!’
Wat is geëscaleerd? vraag ik me af. En hoezo nu? En wat voor begeleiding? Potjandorie, toen ik naar deze school ging wilde ik gewoon met rust gelaten worden, zo snel mogelijk mijn diploma halen en weer verdwijnen.
‘Is het strafwerk omdat ik uit de klas gestuurd ben? Wc’s schoonmaken? Bladeren van het plein vegen? Kantinedienst?’
‘Natuurlijk niet, Danielle. Zie ik eruit als een conciërge? Je moet beter luisteren. Het is geen straf het is een opdracht. Je mag altijd nee zeggen natuurlijk, maar je moet wel weten dat ik in dan niet veel meer voor je kan betekenen bij toekomstige botsingen met docenten of medeleerlingen.’
Haar uitgestreken gezicht en zachte stem kunnen niet verbloemen dat dit wel heel erg veel weg heeft van chantage, maar wat kan ik doen? Ik zit gevangen in het hol van een leeuwin en ik weet zeker dat wat ik ook doe, dat ik met een kras over mijn neus dit kantoor zal verlaten.
‘Fijn, blij dat je meewerkt,’ zegt ze als ik blijf zwijgen. ‘Het zit zo, Danielle, we hebben een probleem, een urgent probleem. We zijn iets kwijt, of beter gezegd, we kunnen er niet bij.’
Het is natuurlijk veel verstandiger om mijn mond houden, maar de eenzijdigheid van dit gesprek begint me mateloos te irriteren.
‘Het gaat toch niet over die lijst?’ zeg ik bijdehanter dan goed voor me is. Mocht ik gehoopt hebben op een uiting van verbazing of irritatie dan blijft die uit.
‘Mooi, dan hebben we het gisteren toch goed gezien. Het was nogal chaotisch natuurlijk.’
‘Worden we in de gaten gehouden?’ Ik bedenk me hoe vernederend het zou zijn om Mug gelijk te moeten geven in zijn niet aflatende paranoia. ‘Zoveel veiligheidsmaatregelen voor een groepje verwende en verveelde rijkelui kindjes die niet willen deugen? Is dat niet wat overdreven?’
‘Ah, nee, dat zou buitenproportioneel zijn. Nee, die maatregelen zijn niet voor de ‘gewone’ leerlingen. Die maatregelen zijn voor leerlingen als jij.’
‘Leerlingen met ouders zonder geld, die toch op deze rijke stinkerd school terecht zijn gekomen?’
Voor het eerst lijkt het of ze twijfelt, voor ze verder gaat.
‘Vooruit dan. Nu we gaan samenwerken, verdien je iets meer uitleg. Anders geef ik je wel een kaars maar geen lucifers.’
‘Naast een school voor verwende en verveelde rijkelui kindjes die niet willen deugen, zoals jezelf zo treffend zei, is deze school vooral een trainingscentrum voor kinderen met talent.’
Ik voel me betrapt zonder dat ik precies weet waarop.
‘Talent?’
‘Gave of Kracht klinken zo superhelden-achtig niet waar. Daar mochten kinderen van jouw leeftijd eens rare ideeën van krijgen. Voordat je het weet ben je een nauwsluitend pak aan het naaien en een naam aan het bedenken waarin een vleermuis, spin of ander dier voorkomt. Het beste is natuurlijk als iedereen op zijn eigen tempo en manier zijn talent ontdekt, maar dat moet begeleid worden. Er zijn te veel kinderen te pletter gevallen omdat ze dachten dat ze konden vliegen, of gestikt omdat ze zeker wisten dat ze geen lucht nodig hadden, of… nu ja… te veel om op te noemen. Ontelbare slachtoffers, alleen maar omdat hun talent niet goed gemonitord of in de gaten gehouden werden. Dat doet deze school: trainen en observeren. Het korte antwoord is dus, ja, we houden jullie in de gaten. Zie het maar als een noodzakelijk kwaad.’
Ik zou wel willen ontkennen dat ik snap waar ze het over heeft. Een ingesleten reflex, na jarenlang alles te hebben ontkend en verdrongen, maar het lukt niet. Ik denk aan Schaduw en hoe het licht verdween, aan Freds hand in het gips, aan de dansende gang, de verstikkende lucht rond Barney, knetterende lampen boven Mug en vooral. Ik heb geweigerd om de meest voor de hand liggende conclusie te trekken. Een onbewust verdringingsreflex, waarschijnlijk omdat ik mijn eigen situatie niet onder wil zien. Ik denk aan de brand van de boerderij waar mijn beste vriendin in woonde. Shit, shit, shit. Ze weet het al. Ze weet het allang. Ze wist het al voordat ik op school kwam.
Met interesse kijkt de conrector naar wat er op mijn gezicht gebeurt.
‘Je kan je van de domme houden, of alles ontkennen, maar er bestaat geen enkele twijfel. Er is bewijs. Je staat op de lijst.’
‘O… en… als je daar op staat dan…?’
‘Honderd procent.’
‘Maar… hoe…?’
‘Dat komt nog wel. Eerst de lijst.’
‘Maar die is helemaal niet kwijt. Die ligt op het bureau in het natuurkundelokaal. Ik heb hem zelf gezien.’
‘Dat vermoeden hadden we al.’
‘Maar… waarom pakken jullie hem dan gewoon niet? Dan ga ik weer naar mijn les en we hebben het er niet meer over.’
‘Om de doodeenvoudige reden dat wij dat lokaal niet in kunnen, Daniele.
‘O.’
‘Zelfs Willems niet.’
‘O.’
‘En als Willems het niet lukt, dan lukt het niemand.’
‘Maar gisteren…’
‘Lukte het jullie wel. Precies! Reken maar dat jullie heel wat opwinding hebben veroorzaakt in dit kantoor. We dachten even dat de beproeving voorbij was, maar toen we na de pauze het zelf probeerden, gaf de deur geen millimeter mee. Kwant moet zijn deur geprogrammeerd hebben.’
‘Geprogrammeerd?’
‘Bij gebrek aan beter woord. Op een of andere manier heeft hij ervoor gezorgd dat niemand het lokaal in kan behalve hijzelf. En jullie dus, zoals gisteravond bleek.’
‘Maar hij kent ons niet eens. Hoe…’
‘Wie zal het zeggen. Meester Kwant is een dwarse, nurkse man met een onaangenaam humeur en temperament, maar zijn toewijding en kennis zijn legendarisch. Hij is niet voor niets de bewaarder van de lijst. Aan die legendarische toewijding hebben we nu alleen niets. Hij is onvindbaar. We kunnen dus alleen maar concluderen dat hij óf in de problemen zit óf verraad heeft gepleegd. In beide gevallen is het van het grootste belang dat we de lijst zo snel mogelijk in handen krijgen. Zonder die lijst weet kan ik niet uitvinden wat of wie ons bedreigt.’
‘Dus?’ vraag ik in een poging om zo naïef mogelijk te klinken.
‘Dus… Danielle Kwintens, zit er niets anders op. Jullie gaan die lijst voor ons uit het lokaal halen. Gisteren leek dat niet al te moeilijk, dus morgen rond deze tijd wil ik hem op mijn bureau hebben liggen.’
Het gemak waarmee ze opdrachten uitdeelt en half uitgesproken dreigementen rondstrooit, steekt me.
‘Waarom zoveel moeite voor een lijst met namen? Er moet toch ergens een kopie van zijn of zo.’
‘Je onwetendheid is… hoe zal ik het noemen… charmant. Naïviteit is alleen een luxe die ik me nu niet kan veroorloven. Als die lijst in verkeerde handen valt dan zal alles zal als een kaartenhuis in elkaar storten.’
‘Alles?’
‘Ja, alles.’
‘Als in De school?’
‘Nee, Danielle Kwintens, als in De wereld!’
Ik sta met mijn mond vol tanden en mijn huid jeukt nu de waarheid eindelijk tot me doordringt. Onze conrector is volkomen geschift. Hoe kan zo’n gek de school leiden? Waarom grijpt er geen oudercommissie in of de schoolinspectie?
‘En… als ik weiger?’ probeer ik tegen beter weten in.
Haar mondhoeken bewegen heel licht als iemand die verwacht tegengewerkt te zullen worden en daarin nog gelijk krijgt ook.
‘Dat is ingecalculeerd natuurlijk. Niet alleen talent wordt van generatie op generatie doorgegeven. Koppigheid behoort daar kennelijk ook toe en met het genetisch materiaal van jouw ouders en grootouders zou het wel heel opmerkelijk zijn als je nu niet ging protesteren.’
‘Mijn ouders? Wat weet je van mijn ouders?’
‘U! Danielle Kwintens. Vergeet niet tegen wie je spreekt.’
‘Wat weet -U- van mijn ouders?’ zeg ik op een toon die zeker niet voor beleefd kan doorgaan.
‘Alles Danielle…’
‘Daan.’ Onderbreek ik haar.
‘Wat?’
‘Ik heb liever dat -U- me met -Daan- aanspreekt.’
Ze geeft geen krimp.
‘Pit heb je. Niet veel leerlingen zouden hun mond open te doen zonder mijn toestemming en al helemaal niet op deze toon, maar goed, laten we dat sentimentele dingetje eerst maar uit de weg ruimen. Wat weet ik van je moeder? Ik weet bijna alles van je moeder. Ik was tenslotte haar conrector.’
Ik verslik me bijna. Is deze jonge vrouw de conrector van mijn moeder geweest?
‘Geloof me, we hadden onze handen aan haar vol. Ze was onverbeterlijk. Willems was vooral gek op haar natuurlijk, hij houdt van vrije geesten. Ik daarentegen werd vooral gek van haar. Ik had een school te leiden. Maar moeilijk of niet, allemaal waren we het er over eens, dat ze niet alleen een onverbeterlijke dwarsligger was maar ook onze meest getalenteerde leerling sinds een halve eeuw. Voorbestemd om grote dingen te doen. Beetje bij beetje kregen we haar waar we haar hebben moesten. Totdat… ze vlak na jouw geboorte van de aardbodem verdween. Onvindbaar tot op de dag van vandaag.’
Dit wordt me te veel. Ik weet dat ik er zelf naar gevraagd heb, maar op dit antwoord zat ik niet te wachten. Ik wilde weten wat mijn moeder voor iemand was toen ze nog leefde en niet horen dat ze nog steeds leeft.
‘Mijn moeder is dood!’ zeg ik met stemverheffing. ‘Mijn oma en mijn vader hadden me heus wel verteld als dat niet zo was. Dat is niet iets wat je voor je kind of kleinkind achterhoudt en… en… geen moeder kan haar kind zo in de steek laten… toch?’
‘Weet je dat zeker Danielle? Ooit naar haar graf geweest? Er ooit bloemen op gelegd? Heeft iemand ooit ook maar echt een keer echt tegen je gezegd dat ze niet meer leefde?’
Ik stop mijn vingers in mijn oren, maar dat helpt niet.
‘Ik dacht dat je wat meer over je moeder wilde weten?’
Nee, dat wil ik niet meer. Met een moeder die er niet meer is, heb ik leren leven. Het heeft ontelbare slapeloze, door-huilde nachten gekost en zwarte periodes waarin ik mijn verdriet afreageerde op de mensen die het dichtst bij me stonden. Dat kan allemaal niet voor niets zijn geweest. Ik ben er overheen… overheen genoeg.
Een machteloze, onverstandige, onredelijke, niet te stoppen woede vlamt in me op. Ik zoek een wapen, een stok, een kanon. Ik wil haar pijn doen. Uit onmacht, uit verdriet, uit trots, uit whatever. Omdat ze me gebruikt, chanteert en me aan alles laat twijfelen wat ik voor waar aannam.
‘Is dit wat je doet? Psychologische spelletjes? Chantage? Machtsmisbruik?’
Een wenkbrauw gaat langzaam omhoog en haar blik glijdt naar de A4’tjes die naast de deur hangen en waarvan de hoekpunten bruin om beginnen te krullen. Op haar bureau is het water in haar glas gaan dampen. Ik zie een kans. Haar verbazing is het eerste barstje in haar onverstoorbare uiterlijk. Ik gooi er een schepje bovenop.
‘Staat het in de functieomschrijving van conrector: gelieve kantoor niet te verlaten voor optimaal effect? Omdat mensen nu eenmaal banger zijn voor wat ze niet zien dan voor wat ze wel zien?’
Op tafel begint het water steeds heftiger te dampen. Er stijgen belletjes in omhoog.
‘Je bent erger dan Kortst, die staat tenminste nog voor de klas. Je…’
‘U!’
De stem is niet hard of rauw, maar koud en helder als geslepen glas. Hij snijdt mijn laatste zin moeiteloos in stukken en maakt meer indruk dan het geschreeuw van alle docenten bij elkaar. Verbaasd kijk ik naar het glas. Het water in haar glas borrelt niet meer. Integendeel, het lijkt te stollen en wanneer ik omhoogkijk zie ik op de smalle bovenraampjes in een razend tempo ijsbloemen groeien. Het zou een prachtig gezicht zijn geweest als het niet zo onheilspellend was.
Even is het oorverdovend stil. Alleen het fluisterende geritsel van bevriezend papier, het zachte kraken van de boekenkasten die beginnen te werken in de kou, en het geluid van mijn eigen ademhaling die steeds grotere condens-wolken veroorzaakt zijn te horen. De ijslaag die alles in bedekt, wordt dikker en dikker. Alleen in de cirkel om mij heen is er geen ijs te bekennen. De lach die opeens uit haar mond ontsnapt, overvalt me volkomen.
‘Dit is zeer onfortuinlijk,’ zegt ze zacht nadat haar helder rinkelende lach is weggestorven. ‘Je hebt werkelijk hetzelfde bloed-onder-mijn-nagels-haal-talent als je moeder op jouw leeftijd. Op één punt kun je echter niet meer van haar verschillen. Je moeder verdrong niets. Zij omarmde haar talent volkomen. Zij kon niet wachten om er mee aan de slag te gaan. Gretig, op het overmoedige af, met alle gevolgen van dien. We hebben heel wat rotzooi achter haar op moeten ruimen.
Nee, dan jij. Wat een potentieel en wat een angst het te gebruiken. Misschien hebben we verkeerd gegokt. Al vanaf het moment dat je naam met zoveel kracht op de lijst verscheen dat hij hem in brand zette, was je een risico. Het is dat we van de allerhoogste hand opdracht kregen om je met rust te laten anders had je hier nu niet gestaan. Hoewel het bijna tot een opstand onder de leraren heeft geleid, was ik het met de beslissing eens. Waar risico is, is hoop en hoop hebben we nu boven alles nodig. Voor jou zijn de regels gebroken, voor jou zijn eeuwen oude wetten opgerekt. Laten we hopen dat het waard is geweest, want als ik je nu zie staan hier, als een ongeoefende kleuter, kon het wel eens allemaal voor niets zijn geweest.’
Ik wil iets zeggen om mezelf te verdedigen, maar ze heft haar hand op met zoveel autoriteit dat ik voor een keer gelijk mijn mond hou.
‘Ga, Danielle Kwintens en ga snel, voor ik me bedenk. Onze wereld staat op instorten maar misschien is er nog een kans. Misschien ben ik te cynisch geworden en moet ik meer vertrouwen hebben. Misschien lijk je meer op je moeder dan ik denk. Breng me de lijst.’ Ze wuift even met haar hand richting de deur en richt haar aandacht weer op wat op haar bureau.‘ Je kunt gaan.’
Ik ben met stomheid geslagen. Kan ik weg? Uit pure verbazing blijf ik nog even staan maar dan zie ik hoe het glas water op haar bureau met een droge ‘snik’ in twee gelijke stukken breekt. Het water blijft overeind staan als een groot glimmend juweel. Dat is me dan toch te veel. Ik draai me om, ruk de deur open en werp mezelf naar buiten. Ik hoor hoe de deur achter me dicht klikt. De kracht vloeit uit mijn benen en ik zak langs de muur omlaag tot ik op de grond zit.