Vijftien kilometer verwijderd van Daans huis staat een man, recht en wijdbeens op een zwart schoolplein. Zijn hond zit gehurkt aan zijn voeten en kijkt aandachtig naar hem op. Hij is gekleed in een smetteloos blauw beveiligingsuniform. De man tegenover hem ziet er minder smetteloos uit. Zijn stereotype donkerbruine pak en zwarte das zijn nergens te bekennen en het beetje haar dat normaal strak over zijn kale schedel van oor naar oor is gekamd, staat alle kanten op. Hij is gekleed in een slordig dicht geknoopte kamerjas en heeft slippers aan zijn voeten. Hij moet in grote haast gekomen zijn toen het beveiligingsteam alarm sloeg, want in vrijwel niets lijkt hij op de leraar die elke dag geschiedenis geeft. De bijtende en neerbuigende toon van zijn stem is echter onmiskenbaar.
‘Hoe, in hemelsnaam, heeft dit kunnen gebeuren. Een leerling die het alarm af heeft laten gaan en die jullie volledig hadden ingesloten? Hoe denkt u dat dit eruitziet… commandant?’
De commandant staart strak voor zich uit.
‘Ik zal u zeggen hoe dit eruitziet. Ik zie een groep geüniformeerde amateurs. Te lui en te incompetent om een eenvoudige scholier in te rekenen.’
De minieme beweging in het gezicht van de commandant merkt hij niet op. Overtuigd van zijn superioriteit, kijkt hij hem niet eens aan. Zijn ogen dwalen af naar het groepje mannen in uniform. De honden aan hun voeten janken zachtjes voor zich uit.
‘Maar… wat ís er nu precies gebeurt?’
Hoewel de commandant hem duidelijk kan verstaan, is het duidelijk dat hij geen antwoord verwacht. Kortsts ogen dwalen verder naar de school. Achter de ramen is geen enkel licht te bekennen en hij zou nooit argwaan hebben gekregen als hij niet zelf de sporen bij de haag had gezien, precies op het punt waarachter zich een kleine in onbruik geraakte deurtje bevindt. En dan was er nog die plas kots waar hij bijna in uit was gegleden.
Geen twijfel mogelijk, er is iemand in school geweest vannacht. Het is niet iets waar hij normaal gesproken erg zenuwachtig van zou worden. Het zou niet de eerste keer zijn dat een wanhopige of avontuurlijke leerling ‘s nachts probeert in te breken om proefwerken in te zien of een weddenschap te winnen. Die werden altijd gepakt voor ze ook maar drie stappen binnen waren. Nu was er niet alleen niemand gepakt maar waren er zeker twee leerlingen de school binnengedrongen, misschien meer. In de plas kots stonden de afdrukken van twee verschillende paar schoenen en bij de haag de afdrukken van nog twee andere.
En dan er was nog iets. Iets wat hem een licht gevoel van onpasselijkheid bezorgd. De vier paar voetsporen waren niet voor de patrouille uit gevlucht, zoals je zou verwachten, maar ze tegemoet gelopen en zich langs de patrouille gewurmd zonder ook maar door één man of hond te worden opgemerkt. Hoe was dat mogelijk? Het bewakingssysteem was tot nu toe waterdicht geweest en hoewel hij de commandant net voor amateur had uitgemaakt, wist hij dat hij en zijn team tot de best getrainde (en betaalde) professionals van het land behoorde, van elk land eigenlijk. Soms had hij spijt dat ze geen camera’s hadden geïnstalleerd, maar de nadelen waren te groot geweest. Opnames konden gestolen worden, of kwijtraken. Het systeem kon worden gehackt en niemand zat erop te wachten dat er beelden van wat ‘s nachts op school gebeurde op internet verzeild raakte.
Hij weet precies wat hem nu te doen staat. Hij moet de rector bellen. De procedure is wat dat betreft glas helder, maar helder of niet, hij kijkt er niet naar uit. De volle laag en niets minder kan hij verwachten. Ook al is dit zijn verantwoordelijkheid, toch protesteert er binnenin hem iets. Want wat[JvdL8] kon hij eraan doen? Hij was er altijd tegen geweest dat die dochter van die invalide en die verraadster op school aangenomen zou worden. Het was vragen om moeilijkheden geweest, had hij keer op keer zijn superieuren voorgehouden. Zeker na die berichten over die afgebrande boerderij. Tegen dovemans oren had hij gepraat, elke keer weer.
Hij draait weer naar de man in uniform.
‘Voor de eerste zoemer gaat, wil ik een volledig en uitputtend rapport over deze aanfluiting op mijn bureau hebben liggen. Verhoog de bewaking, ook overdag. Of is dat te veel gevraagd van jullie amateurs?’ blaft hij. Zonder antwoord af te wachten draait hij zich vervolgens om en beent, zo trots als zijn nachtkledij het toelaat, weg. Pas als hij buiten gehoorafstand is, ontsnapt de commandant, een nauwelijks hoorbare grom, terwijl zijn ogen even oplichten in het donker.