Ha, pap… eh… al op?’
‘Nog.’
‘Huh?’
‘Nog op.’
‘O… ja… Kon je niet slapen?’
‘Zoiets, Daan, zoiets…’
Daan? Nu weet ik dat ik officieel in de nesten zit. Hij noemt me alleen Daan als hij boos is, of teleurgesteld, zoals hij het zelf liever noemt. Maar het kan erger. Ik zit pas ècht in de problemen als hij me Danielle gaat noemen.
‘En jij? Een beetje lekker geslapen, Danielle?’
Ai.
‘Even een luchtje geschept, pap. Dromen.’
‘Niet al te frisse lucht, neem ik aan.’
En nu besef ik dat ik het wel kan vergeten. Die ouwe zit dan wel in een rolstoel maar hij is niet gek. Ik kom om drie uur ‘s nachts als een dief in de nacht ons eigen huis binnengeslopen, ik stink naar rottend afval en in mijn haar zitten opgedroogde stukken kots. Hij zit waarschijnlijk al vanaf het moment dat ik weg ben gefietst, allerlei preken voor te bereiden, oefenend op de juiste toon die hij nooit zal vinden. Die preken raken me allang niet meer. Wat me wel raakt is dat we niets met elkaar gemeen hebben. Laat hij het alsjeblieft kort houden.
‘Luister, pap. Ik weet het. Ik hoor ‘s nachts in mijn bed te liggen. Ik heb mijn rust nodig. Het is te gevaarlijk. Ik weet dat ik veel te…’
Dan gebeurt er iets onverwachts. Normaal begint mijn vader ook te praten, steeds harder, in een machteloze poging om me te overstemmen. Iets wat natuurlijk volstrekt averechts werkt. Alleen nu doet hij dat niet. Nu gaat alleen zijn hand omhoog. Ik hou beduusd mijn mond.
‘Daan, ik heb lang op dit moment gewacht…’
Vergis ik me nu of zijn zijn ogen vochtig? Ai, alsjeblieft niet zo’n wat-is-mijn-kleine-meid-snel-groot-geworden-drama.
‘… en nu dat moment er is, komt het toch nog te snel.’
Ik moet mijn best doen om hem goed te verstaan maar niet omdat hij onduidelijk praat zoals anders. Hij praat juist heel duidelijk, alleen heel zacht. Hij kijkt me strak aan en voor het eerst sinds lange tijd kan ik de kleur van zijn ogen herkennen. Groen. Ook dat heb ik niet van hem.
‘Ja pap, kleine meisjes worden groot, maar dit lijkt me niet het moment voor seksuele voorlichting of zo.’
Normaal zou er niet meer nodig zijn om hem woedend te maken. Ik doe het er natuurlijk om. De woede van mijn vader is mijn nooduitgang. Ik bespeel zijn woede als een virtuoos pianiste haar instrument.
Maar weer doet hij iets dat me verrast. Hij lacht. Een volle stralende lach.
‘Daan, schat, wat lijken we toch op elkaar. Twee druppels water.’
Schat? Wat is hier aan de hand? Er gaan alleen maar alarmbellen af in mijn hoofd.
‘Die domme koppigheid… en dat impulsieve. Die neiging om eerst op gevaar af te stormen voor je nadenkt. Niets heb je van je moeder, behalve je uiterlijk natuurlijk.’ Mijn mond valt open en voor het eerst val ik stil
‘Ik ben niet bepaald eerlijk tegen je geweest Daan. Je moeder… Het spijt me zo dat je zonder haar op hebt moeten groeien. Er is niemand waarvan ik zoveel gehouden heb als zij. Levenslustig. Slim. Vrolijk. Gewiekst ook. Avontuurlijk en knap natuurlijk. Net als jij.’
Nu moet hij ophouden. Ik, knap?! Wie is deze man die helder en duidelijk praat en me zo eh… liefdevol aankijkt. Ik ken hem niet. Waar is mijn grumpy, explosieve, mopper-vader, die in zijn rolstoel op de hele wereld scheldt is en kansloze uitvindingen uitvindt?
Hij kijkt me even met een scheef hoofd aan.
‘Wees maar niet bang. Ik zal je niet lastig met ons liefdesverhaal. Er zijn belangrijkere dingen te bespreken, want je zit nek-diep in de problemen als ik het goed inschat.’ Zijn ogen dwalen even af naar de klonten kots in mijn haar. ‘Betrapt worden op deze school heeft nu eenmaal consequenties.’
Die school kan me helemaal niet schelen. Ik wil nu antwoord op maar één vraag.
‘Maar als je dan zoveel van haar hield, WAAR IS ZE DAN NU, pap?! Waarom heb je het nooit over haar? Waarom hoor ik nooit wat er met haar is gebeurd? Waarom weet ik niet eens of ze nog leeft? Hoe weet ik überhaupt of je wel de waarheid spreekt? PAP!’
Zijn stem is zacht en begripvol, alsof hij werkelijk begrijpt hoe ik me voel. En dat wil ik helemaal niet. Ik wil er niet achter komen dat al die jaren afstand en chagrijn niet nodig is geweest.
‘Ik heb gezegd, dat ik van haar hield, niet dat we gezinnetje zouden spelen voor de rest van ons leven. Dat was misschien wel de bedoeling maar op het moment dat jij verwekt werd, ging het al mis.’
Ik trek een vies gezicht, ‘verwekken’ is nu eenmaal niet makkelijk voor iemand die zo preuts is als ik. Het verbloemt alleen maar hoe in de war ik werkelijk ben. Ik heb jaren verlangd naar verhalen over mijn moeder, maar nu het eenmaal zover is weet ik niet meer of ik ze wel echt wil horen.
‘Er was iets in gang gezet, en je moeder kan er nu eenmaal niet tegen dat anderen haar leven bepalen. Diezelfde nacht vertrok ze. Woest, onverbiddelijk en prachtig. Ik heb haar nog maar drie keer gezien. Vijf maanden later. In deze keuken met een buik waaraan je al kon zien dat hij begon te bollen. Om afspraken te maken, over de toekomst, over ons, over jou. En toen was ze weer weg. Geen enkel teken van leven, tot ze zes maanden later weer opdook. Omi en ik waren met stomheid geslagen toen ze ons een klein, zwart geblakerd, bundeltje overhandigde, waaruit vrolijke pruttel-geluidjes klonken. Ze drukte je in mijn handen en verdween voordat we haar tegen konden houden. Er was nog een derde keer en… tja de derde keer…’ – zijn handen glijden onwillekeurig over zijn knieën – ‘… de derde keer was de keer dat ik in deze rolstoel belandde.’
Wat gebeurt hier allemaal? De nacht was lang, ik heb ingebroken in school, ik heb in een afvalcontainer gelegen, ik ben in mijn eigen braaksel wakker geworden, ik ben aan een patrouille met honden ontsnapt, ik heb hangend boven een zwart gat één of andere kabouter te woord gestaan, en nu dit? Ik ben er helemaal klaar mee. Ik wil niets meer horen, maar mijn vader gaat gewoon door.
‘Je bent in gevaar Donderkop. Onze poging om je zo “normaal” mogelijk op te laten groeien heeft vannacht volledig gebackfired. We hebben je met de beste bedoelingen met een enorme achterstand opgezadeld. Een achterstand die je leven kan kosten. Dus luister. Alles wat ik je nu vertel, kan je helpen. In de eerste plaats, moet je je leermeester accepteren, ook al is het extreem moeilijk voor iemand met jouw karakter om iemand boven je te dulden. Met je moeder begon het ook pas, toen ze Balthasar…’ Mijn hoofd bonkt. Er lijkt een klein wild dier uit te wil ontsnappen door van binnenuit heel hard tegen mijn schedel te beuken. ‘… ontmoette. De eerste keer zag je moeder er net zo verward uit als jij,…’ Ik moet me vasthouden aan de tafel. ‘… al geloof ik niet dat ze heeft overgegeven.’ Mijn knieën geven het op. Ik zak met mijn rug langs de muur op de grond. ‘Vanaf dat moment veranderde alles. Je moeder ging in ‘opleiding,’ zoals ze het zelf noemde. Ze was de oogappel van alle docenten tot dus die ene nacht.’
Hij zucht.
‘Het is menens Daan. Met deze school valt niet te spotten. Dat weet je nu uit eigen ervaring. Omi en ik hebben er alles aan gedaan om te voorkomen dat jij er ook naartoe zou gaan, maar na de afgebrande boerderij werd de druk te groot. De conrector begon zich er persoonlijk mee te bemoeien en dan houdt het op.’
Hij zucht nog een keer.
‘Kijk naar je. Nog geen half jaar op school en dan dit.’
Hij beweegt zijn arm als een circusdirecteur die een exotisch dier aanprijst. Ik ben me pijnlijk bewust van hoe smerig ik ben, maar de onverholen trots die ook in zijn stem doorklinkt doet me veel meer dan ik had verwacht.
‘Zo bont hebben wij het zelfs niet gemaakt. Ik kwam overal mee weg en je moeder, ha, je moeder werd gewoon niet gepakt. Dat talent heb jij nooit gehad. Jij kan weer wat anders. Jij gaat gewoon door, wat er ook gebeurt. En dat is precies wat je nu nodig hebt. Doorgaan moet je. Er is, hoe graag ik dat ook anders zou willen, geen andere keuze. Er is iets mis op school. Jarenlang heb ik proberen te ontdekken wat het is en nu pas denk ik er iets van door te hebben. Eén ding is in ieder geval zeker. Na vanavond ben jij de persoon waar alles om draait, of je nu wilt of niet. Na vanavond zullen ze opjagen en je zal alle kennis nodig hebben om te kunnen overleven. Luister dus naar wat ik je ga vertellen…’
Ik hou mijn adem in en kijk mijn vader met grote ogen aan. De vader die ik helemaal niet ken. De vader die volstrekt helder is en waar ik geen grote afkeer van hoef te hebben. Waar was hij goddomme al die jaren.
Ik zie hem diep inademen. Hij sluit zijn ogen, alsof hij zich klaar maakt voor een sprong. En dan besef ik dat er iets mis is. Hij zegt niets. In plaats daarvan beweegt hij voorover. Eerst langzaam, maar dan steeds sneller. Ik blijf vastgenageld op de keukenvloer zitten als hij uit zijn rolstoel kantelt en voorover tuimelt, tot zijn hoofd met een ziekmakend klap de keukenvloer raakt.