Schermafbeelding 2021-01-15 om 12.12.23.png

61 / Preventieve acties

Mug kan de slaap niet vatten. Hij ligt op bed, heeft zijn kleren nog aan en ruikt naar kots. Het zweet op zijn voorhoofd is nog maar net opgedroogd.

Zoals zo vaak is hij zonder problemen het huis binnen geslopen. Zijn huidige setje pleegouders, is van mening dat vertrouwen – pedagogisch gezien – verantwoorder is dan wantrouwen en ze houden dat bewonderenswaardig lang vol. Sukkels, schampert hij hardop, alsof dat bij hem zal werken. Toch moet hij toegeven dat dit eerste setje pleegouders is dat hij zou proberen te redden wanneer ze voor een aanstormende vrachtwagen overstaken. Dat idee maakt hem onrustig en kwetsbaar. Hij houdt pleegouders liever op afstand. Hij heeft liever de zeurende pijn van de eenzaamheid dan de heftige steken van een verbroken vriendschap of het verlies van iemand waarvan hij werkelijk houdt.

Zijn gedachten dwalen af naar eerder die nacht . Ondanks de ernst van de situatie moet hij even grinniken. Hij zou vooraf nooit geloofd hebben, dat juist hij de school in zou sluipen om dat ettertje van Kwintens te redden. Maar toen Schaduw achter haar aan dreigde te gaan, wist hij had hij dat niet toe kon staan, en omdat haar overtuigen nooit was gelukt, had hij haar maar omgeduwd. Haar donkere ogen hadden vuurgespuwd toen hij langs haar heen de school in glipte.

Hij ziet zichzelf niet als een held, maar hij heeft wel een erecode. Niet een hele ingewikkelde of zo, maar toch: voorkom dat je een schuld hebt, anders komt er gezeik van. Het feit Daan deze nacht in haar eentje de school was binnengedrongen, was toch een beetje zijn schuld geweest. Meer dan een beetje eigenlijk. Het idee was tenslotte helemaal van hem geweest en hij had net zolang bij de andere drie door lopen drammen tot ze er mee akkoord waren gegaan en… nu ja… je kan iemand toch ook niet zomaar aan haar lot overlaten? Zelfs niet zo’n irritante betweter als Kwintens.

Stil en onopgemerkt wilde hij polshoogte gaan nemen. Hij had alleen niet op het alarm gerekend. Opgezweept door het oorverdovende geloei, was hij gaan hollen. Nadat hij de zesde hoek was om gesneld was hij al over haar gestruikeld. Letterlijk. Met zoveel vaart dat hij bijna op zijn buik één of ander zwarte ruimte in was geschoven. Hij had zichzelf maar net op tijd af kunnen remmen anders was hij een peilloze diepte in geduikeld. Van bovennatuurlijke of onverklaarbare dingen krijgt hij de zenuwen, laat staan van een zwart oneindig vlak midden in een schoolgang, dus had hij zijn aandacht gelijk op Daan gericht. Dat was maar goed ook want toen hij haar beter bekeek was hij zich lam geschrokken. Onbeweeglijk en krijtwit was ze geweest, met kromgetrokken rug en opgetrokken knieën, lag ze op de grond. Ze had zelfs geen krimp gegeven toen hij haar vol in de zij had geraakt.

Hij staart naar het plafond boven zijn bed. Morgen zal ze wel wakker worden met een blauwe plek ter grootte van zijn schoenmaat onder haar middenrif. Ondanks zichzelf moet hij weer gniffelen. Vannacht in school echter, kon hij er helemaal niet om lachen. Toen haar hoofd ook nog eens in een plas vocht had gelegen, had hij het ergste gevreesd. Hij kon absoluut niet tegen bloed. Gelukkig was het kots. Kots is prima. Aan kots was hij gewend. De keren dat hij zijn stiefmoeder in bed heeft moeten helpen, terwijl ze over haar nek ging, terwijl ze zich meer zorgen maakte over haar galajurk dan over hem, zijn ontelbaar. Het is de geur van zijn jeugd. Het was maar goed dat Pad in zijn stress-reflex was geschoten, anders waren ze zeker gepakt en werden ze nu in een ondergrondse bunker verhoord of zo. Hij had de films gezien. 

Geluk gehad, veel geluk. Geluk was wat je noemt zijn ding. Niet in de liefde of in sociale contacten, want dan had zijn leven er heel wat minder eenzaam uit gezien. Nee, juist bij dingen die het daglicht eigenlijk niet konden verdragen. Rottigheid, kattenkwaad, pesterijen. Boeven-geluk, zoals hij het zelf liefkozend noemde. Het is dan ook op zijn minst ironisch te noemen, dat juist hij bij pleegouders is geplaatst die heilig in God geloven. Hun God die het goede beloont en het kwade bestraft. Ze moesten eens weten hoe diezelfde God hem elke keer weer een handje helpt. Niet dat hij zelf in God gelooft natuurlijk, maar als hij het wel zou doen, zou hij hem elke dag danken. De conclusie is wat hem betreft onontkoombaar. Als hun God bestaat, dan heeft hij zeker niet de normen en waarden die zij hem toedichten. Zullen ze mooi van opkijken als ze aankomen bij de hemelpoort. Persoonlijk ziet hij daar de humor wel van in.

Hé, hoorde hij wat? Hij spitst zijn oren. Nee… alles is stil. Toch, laat hij zich een opwelling van het bed rollen en dat is maar net op tijd. Hij voelt nog maar net het ruwe oppervlak van de kokosvloerbedekking in zijn buik prikken als er een lichtbundel zoekend over zijn bed glijdt. Geluidloos rolt hij onder zijn bed tot hij de muur voelt en houdt zijn adem in.

Drie kilometer verderop zit Padje op het toilet. Niet dat hij daar iets te zoeken heeft, maar het is nu eenmaal de plek waar hij zich het best kan concentreren. En concentratie heeft hij nu hardnodig, want zijn gedachten schieten kriskras door zijn hoofd. Veel te veel en veel te hard botsen ze op elkaar. Ze wentelen om elkaar heen. Ze lopen in elkaar over. Hij raakt volstrekt in de war. Ze moeten langzamer, veel langzamer. Hij wil de tijd vertragen, zodat hij ze rustig één voor één kan bekijken, maar er gebeurt niets. De gebeurtenissen van deze nacht blijven zich in een gekmakend tempo in zijn hoofd herhalen. 

Het begin van de avond staat hem helder genoeg voor de geest. Samen met Schaduw en Mug staat hij te wachten bij de haag. Daan blijft veel te lang weg. Schaduw vindt dat ze wat moeten doen. Ze loopt resoluut naar de haag, maar Mug houdt haar tegen. Hij duwt haar zo hard dat ze struikelt en voor ze overeind kan krabbelen, is Mug al onder de haag verdwenen. Schaduw blijft waar ze is, vrijwel onzichtbaar, zo boos is ze. 

Kort daarna was het alarm afgegaan en was de tijd aan hem gaan trekken. In het begin kon hij het nog een beetje beheersen, maar toen Mug en Daan onder de haag vandaan gekropen en de bewakers en honden steeds dichterbij kwamen, was hij de grip volledig kwijtgeraakt. Hij had zich mee laten sleuren door één van de heftigste vertragingen die hij ooit had meegemaakt. Hij zag niets meer. Het enige wat hij nog zag was een vliegje. Een vliegje, bevroren in de lucht, zodat hij het rustig van alle kanten kon bekijken. Een prachtig dier, een wonder van de natuur. En toen was hij thuis. Geen idee hoe.

Nu zit hij op het toilet. Om te denken. Maar wat hij ook probeert, zijn gedachten willen maar niet vertragen. Schaduw had gelijk, hij had meer moeten oefenen, hij had zich beter moeten leren concentreren tijdens de lange oefensessies. Iedereen denkt altijd dat hij zo rustig is. Van de buitenkant lijkt dat misschien zo, maar van binnen… ze moesten eens weten. Een puinhoop. Hij zucht nog een keer en net wanneer hij besluit dat hij maar beter naar bed kan gaan, voelt hij de vloer trillen. Een grote schaduw glijdt over het melkglas van de toiletdeur richting de trap. Padje verslikt zich bijna en het zweet breekt hem uit.

Schaduw is moeiteloos langs de bewaker van het terrein geglipt en ligt nu boven in haar stapelbed op de overvolle slaapzaal. Het nieuwe meisje uit Irak, in het bed onder haar, slaapt allang. Ze is niet alleen gewend aan de nachtelijke geluiden van te veel slapende mensen in een te kleine ruimte, ze vindt het heerlijk. Ze heeft haar halve leven in dit soort zalen doorgebracht. Slaapzalen waar de helft van de mensen oorverdovend snurkt en de andere helft om de zoveel tijd schreeuwend uit een nachtmerrie wakker schrikt. Ze vindt dat niet bedreigend of beangstigend, integendeel, voor haar is het de soundtrack van vrede. Het is thuis. Toch zal de slaap nog wel even op zich laten wachten. Ze is nog steeds woest. Op Mug. Waarom hij nu…

Plotseling beseft ze dat het rustgevende concert van ademende, snurkende, woelende mensen, bijna is stilgevallen. De haren op haar armen staan recht overeind. Er is iets… iemand, iets… duivel. Ze kan het voelen. En als ook de rustige ademhaling uit het bed onder haar uitdooft, kan ze alleen maar stil blijven liggen en bidden tot de god die ze heeft afgezworen, terwijl nauwelijks zichtbaar in het duister een hand de rand van haar bed vastgrijpt.

60 / Mastro

62 / Boekenwijsheid