Weer terug in de klas, weet ik eigenlijk niet goed wat ik moet doen. Hoewel de conrector er niets over gezegd heeft, was ik er blind van uit gegaan dat ik de lijst gelijk naar haar had moeten brengen nadat ik hem uit het lokaal had gehaald. Maar wat doe ik nu? Nu ik hem niet heb? Die confrontatie stel ik liever maar even uit. Ik besluit om te wachten… tot ze me roept. Maar als ik na drie lesuren nog steeds niets van haar gehoord heb, dringt het tot me door dat het waarschijnlijk ook niet meer gaat gebeuren. Ze heeft natuurlijk allang gezien dat onze missie mislukt is en de kans is dus groot dat ze ons gewoon laat vallen. Dit besef irriteert me niet alleen mateloos maar roept totaal onverwacht ook de enorme drang op om haar ongelijk te bewijzen.
‘Dus je wil toch de lijst vinden?’ vraagt Schaduw goedkeurend wanneer we op weg zijn naar biologie. ‘Ook nu het niet meer moet?’
‘Ja, wat het ook kost. Al was het alleen maar om haar op haar nummer te zetten.’
Mug lijkt minder enthousiast. ‘Kom op Vuurkop, en waarom zouden we je helpen? Vanwege je mooie blauwe ogen?’
‘Groen, steekvlieg. Mijn ogen zijn groen.’
‘Jij je zin, maar als we die lijst willen vinden, wat doen we dan eerst?’
‘Oefenen!’ zegt Schaduw beslist. ‘Onze talenten oefenen.’
In haar stem klinkt geen enkele scepsis, geen enkele terughoudendheid. Ik kijk haar verbaasd aan. Dit meisje bloeit op bij gevaar. Wat voor leven moet je geleid hebben om zo te worden? Of word je zo geboren?
‘Oefenen,’ beaam ik weinig enthousiast. Eigenlijk is oefenen wel het laatste dat ik wil. Ik weet er alleen zo snel niets tegen in te brengen. Mug valt Schaduw enthousiast bij.
‘Ja dat moeten we zeker. Ik heb altijd al een superheld willen zijn.’
Ja wie niet? Denk ik bij mezelf. Hoe vaak heb ik niet de enorme verzameling superhelden-strips van mijn vader herlezen. Hoe vaak heb ik er niet bij weggedroomd en gefantaseerd dat ik zelf de held was. Hoe vaak ben ik niet Thor geweest, die gewapend met zijn mythische hamer Mjölnir vecht met de gigantische Midgaard-slang en vuurgod Surt. Hoe vaak was ik niet Peter Parker, die als Spiderman, bovenop Golden Gate Bridge, zijn gestorven geliefde Gwen Stacy in zijn armen houdt nadat ze door de Green Goblin naar beneden is geknikkerd. Misschien is het kinderachtig, maar ik ben er mee opgegroeid, voor mij is het thuis. Ik ben alleen geen superheld, ik ben een mislukking. Ik heb geen enkele invloed of controle over mijn zogenoemde supergave. Voor mij is het afknijpen of ontploffen en niets er tussenin. Mugs gretigheid irriteert me dan ook mateloos.
‘Voordat jij een superheld bent moet er heel wat gebeuren kleine Mug. Ooit een superheld gezien met 0,2 procent spiermassa?’ flap ik eruit.
Ze zeggen dat kleine mensen vaak hypergevoelig zijn voor opmerkingen over hun lengte of kracht en Mug is niet bepaald een uitzondering. IJdel en trots als Napoleon zelf. Hij wordt rood. Zijn mond beweegt maar er komt geen geluid uit. Ik wil iets zeggen om hem te kalmeren. Een excuus of iets wat daarop lijkt, maar voor ik iets bedenk, gebeurt het… weer. De lampen in de gang boven ons beginnen fel op te lichten en daarna te knetteren. Eén peertje spat al uit elkaar.
‘Ik heb je wel door hoor,’ zegt Schaduw geheel onverwachts met een lach.
Mug klapt zijn mond bijna hoorbaar dicht en zijn bleke wangen lijken een beetje kleur te krijgen. Het geknetter van de lampen stopt.
‘Als we gaan trainen, dan hebben we wel een goede plek nodig,’ zeg ik snel. ‘Als we elke keer de kans lopen dat de lampen boven onze hoofden klappen wanneer één van ons per ongeluk één van zijn talenten gebruikt dan is ons avontuur snel afgelopen. Ergens waar niemand ons lastig valt en waar we allemaal makkelijk naartoe kunnen. Maar waar? Niet bij ons thuis. Ik weet niet eens waar jullie wonen.’
Padje steekt een trage hand op.
‘Ik… denk… dat… we… gisteren… toen… we…’
‘Je hebt gelijk Robert. We kunnen daar fantastisch trainen.’
Het blijft verbazingwekkend hoe Schaduw al na een paar woorden weet wat Padje wil gaan zeggen. Het scheelt enorm veel tijd.
‘Waar dan?’ vraagt Mug, als altijd geïrriteerd wanneer hij iets niet begrijpt maar nu nog meer omdat zijn moment van glorie niet de bijval krijgt die hij vindt dat het verdient.
‘Het natuurkundelokaal.’
‘Natuurlijk.’ zeg ik enthousiast. ‘Dat ik daar zelf niet op gekomen ben. We hebben vijf keer per week een uur lang toegang tot een ruimte waar verder niemand kan komen. Het is perfect.’
En zo gebeurt het. Tijdens de lesuren Natuurkunde sluipen we naar het lokaal en trainen onder leiding van Schaduw. Voor mij is het een pijnlijke en vernederende ervaring. Ik heb van jongs af aan maar twee standen: ‘aan’ of ‘uit’. Ik kan mijn talent niet bewust oproepen laat staan controleren. Nooit gekund. Misschien komt het omdat ik vuur eigenlijk haat. Het vernietigt alleen maar en bouwt niets op.
Het enige dat ik dus mijn hele leven getraind heb, is het te onderdrukken. Een pijnlijk, verlammend en eenzaam proces. Lukt dat altijd? Nou nee. Helaas heb ik ook een opvliegend temperament. Als ik te boos word of te gefrustreerd ben, ontvlam ik toch, volledig en ongecontroleerd. Ik het kan niet sturen of stoppen. Zonder uitzondering eindig ik met mijn handen in een emmer water.
Soms kijk ik jaloers hoe Schaduw hele delen van het lokaal onzichtbaar maakt of hoe Mug moeiteloos vonken boven zijn handpalm laat dansen. Het zal me toch niet gebeuren dat ik als enige mijn talent niet leer gebruiken. Mug begint nu al meer kapsones te krijgen dan goed voor hem is.
Dus oefen ik. Niet alleen op school maar ook thuis. Tot ik hoofdpijn heb of verkrampte handpalmen. Elke keer weer met evenveel resultaat, helemaal niets. Nog geen vonkje, Tot diep in de nacht tast ik mijn lichaam af, gekmakende urenlang, terwijl ik van pure frustratie de slaap niet kan vatten. Zelfs Padje staat er beter voor dan ik. Als hij onder druk staat vertraagt de hele wereld om hem heen en we komen nooit ergens te laat als we samen zijn. Hij lijkt er alleen geen enkele grip op te kunnen krijgen. Zijn gedachten lijken overal en nergens te zijn, meer nergens dan overal eigenlijk. Gevalletje ADD, ook al is hij daar kennelijk nooit op onderzocht.
Echt getraind wordt er dus vooral door Mug en Schaduw. Schaduw heeft het meeste ervaring en krijgt snel meer controle over licht en haar onzichtbaarheid en Mug is zo gretig en vastbesloten dat hij de ene wonderbaarlijke ontdekking na de andere doet. Zijn elektriciteit- talent verklaart gelijk waarom hij zijn haar altijd met een halve pot gel naar achteren moet boetseren. Die laag isoleert niet alleen, maar voorkomt ook dat zijn haren permanent omhoog staan. Man, wat zou ik hem graag ’s ochtends uit bed zien stappen. Zijn talent gaat alleen veel verder dan we in eerste instantie dachten. Elektrische apparaten die niet aangesloten zijn op een stopcontact, of waar geen batterij in zit, beginnen spontaan te werken als hij ze vastpakt. En dat is nog niet alles. Na het eerst een keer voorzichtig geprobeerd te hebben, blijkt hij zonder probleem zijn vingers in een stopcontact te kunnen steken. Alle stoppen zijn er al meerdere malen uitgeklapt sinds we begonnen zijn met trainen. Het is waarschijnlijk de enige keer dat we Willems echt uit zijn humeur door de school hebben zien sloffen, wanneer hij voor de vijfde keer op weg was naar de stoppenkast met een doos vol nieuwe stoppen onder zijn arm. De grenzen lijken voor Mug nog lang niet bereikt. Schaduw blijft niet voor niets op controle hameren.
Het is moeilijk uit te leggen maar ondanks alles is deze periode één van de gelukkigste sinds een hele lange tijd. De Flintstones lijken na de confrontatie voor het natuurkundelokaal van de aardbodem verdwenen en dat levert een totaal andere situatie op dan aan het begin van ons schooljaar. Toen slopen we zo onzichtbaar mogelijk door de gangen en hielden we ons schuil achter in de klas. Nu lopen we, gesteund door ons groeiende zelfvertrouwen, rond als de zelfverklaarde heersers van de schoolgangen en gaan we er onuitgesproken vanuit dat iedereen voor ons aan de kant gaat in plaats van andersom. Als iemand dat niet vlug genoeg doet, dan wordt die door Mug of Schaduw onopgemerkt ‘tot de orde geroepen’. Dat gebeurt niet altijd even subtiel. Om de zoveel tijd komt er een onoplettende leerling, blind rondtastend tot stilstand tegen een muur en stuitert weer een ander stuiptrekkend opzij. Ik hou daar helemaal niet van, ik haat machtsmisbruik, hoe onschuldig ook en ik schaam me dat ik niet ingrijp, maar mijn status is op dit moment niet dusdanig dat ik er wat van kan zeggen. Als ik wat wel zou, zou me dat alleen maar blootstellen aan Mugs laatdunkende commentaar. Nee, tot ik mijn eigen talent beter onder controlle heb, hou ik mijn mond, hoeveel moeite het me ook kost.