Schermafbeelding 2021-01-15 om 12.12.23.png

29 / Vandegraaffgenerator

Wanneer we de klas binnen lopen, blijkt Mevrouw Bleeker zelfs voor haar doen een bijzonder ‘chaotische’ dag te hebben.
‘Eh, ja, ja,’ mompelt ze terwijl ze verwart in de stapel papier op haar bureau grabbelt.
‘6B toch?’ Ze kijkt over haar halve brilletje en duikt meteen weer in de chaos voor zich.
‘Het rooster… Het moet hier zijn Ah hier, o nee, dat is van vorig jaar… Aaaahaaaah, hier is het!’ Triomfantelijk houdt ze een velletje papier omhoog. ‘Geen paniek, kinderen, ik heb het hoor, ik weet zo weer wie jullie zijn.’

Mevrouw Bleekers verstrooidheid en vaagheid waren al legendarisch, maar vandaag bereikt het een olympisch niveau. Zelfs haar knotje staat scheef op haar hoofd en hangt vlak boven haar rechteroor. Persoonlijk mag ik haar erg graag, ik vind haar aandoenlijk en schattig, maar haar verstrooidheid drukt bij Mug nog steeds op al zijn ik-wil-je-pijn-doen knoppen en zijn ergernis neemt met de minuut toe.

‘Zo, wat was jullie huiswerk ook alweer? Jij Karel? Wat heb je gedaan voor vandaag?’

Ze kijkt Mug vriendelijk aan. Het is het moment dat ik het eerste geknetter hoor. Ik trap hem onder tafel tegen zijn schenen. Slecht idee. Het geknetter neemt alleen maar toe en er beginnen kleine vileine lichtjes in zijn ogen te branden. Zijn hekel aan mevrouw Bleeker, maakt iets in hem los dat ik nog niet eerder heb gezien. Ik geef een teken aan Schaduw dat we iets moeten doen, maar ze haalt machteloos haar schouders op. Snel antwoord ik voor hem.
‘Hoofdstuk negen, mevrouw Bleeker.’
‘Ah, dank je, Mariëtte. Van welk boek?’
‘Eh, we hebben maar één boek, juf.’

Naast me laat Mug een lang gerekte stroom lucht ontsnappen. ‘Hou je erbuiten, Donderkop,’ sist hij me toe. ’Ze is hopeloos. Het wordt tijd dat die slaapwandelaarster eens wakker wordt geschud.’ Mug kan gewoon niet tegen onschuldige mensen. Het lijkt wel of hij iedereen tot zijn eigen niveau wil verlagen, het niveau waarop hij net zo’n hekel aan hen kan hebben als aan zichzelf.

‘Kom maar naar voren, Karel, dan kun je voor ons op het bord het proces van osmose uittekenen.’
Ik sla mijn handen voor mijn ogen. Ze heeft echt niets door. Mug naar voren roepen is op dit moment het slechtste van alle mogelijke slechte ideeën. Vriendelijk lacht ze hem toe terwijl hij mokkend door het gangpad naar voren schuifelt.
‘Begin maar met het beschrijven van het eerste deel van het proces. Teken eerst maar de buis met water dan vertel ik je zo welke stof we gaan oplossen.’

Mug staat voor het bord maar zijn armen blijven recht naar beneden hangen, krijtje losjes tussen zijn vingers. Ik ken hem ondertussen goed genoeg om te weten wat er in hem omgaat. Nu iets op het bord schrijven zal als een nederlaag voelen.
‘Toe maar, Karel. Je hoeft niet onzeker te zijn hoor, ik loods je er wel doorheen…’
Die goedbedoelde opmerking valt totaal verkeerd. Geknetter zwelt aan tot een onheilspellend volume en de geur van ozon is nu bijna onverdraaglijk.
‘En als je niet durft, dan mag iemand anders je helpen.’ Daarbij kijkt ze naar mij. ‘Marieke, wil jij je vriendje Koos even komen helpen?’ 

Dat doet de deur dicht. Ik zie te laat dat mevrouw Bleeker het bord nog vast heeft. Mugs hand gaat omhoog. Hij probeert niet eens te doen alsof hij gaat schrijven. Hij drukt alleen maar in opperste, woedende concentratie de punt van het krijtje hard tegen het bord. Vonken springen er knetterend vanaf, de peertjes aan het plafond beginnen te flikkeren en mevrouw Bleeker begint te trillen. Haar glimlach bevriest op haar gezicht en haar knotje begint uit elkaar te vallen. Als het trillen voorbij is, begint het schudden, steeds heftiger, tot ze wild op en neer stuitert met haar hand nog steeds aan het schoolbord vastgeplakt.

Mug lijkt in trance. Hij staat met zijn ogen dicht en met zijn hoofd naar beneden, alsof hij een enorme krachtsinspanning aan het leveren is. Het lijkt wel of hij zichzelf niet meer kan stoppen en voordat ik wat kan doen, wordt het allemaal nog veel vreemder en nog veel erger. De vonken rond Mug beginnen een vorm aan te nemen. Een elektrisch dier dat in het wilde weg bliksemschichten rondschiet. Ik duik onder tafel om niet geraakt te worden. Andere leerlingen doen hetzelfde en beginnen door elkaar te schreeuwen. Ik zie Schaduw als verlamd toekijken, niet in staat om te bewegen of in te grijpen. Ze schiet in haar eigen stress-reflex. Het wordt pikdonker in het lokaal. Alleen het elektrische beest rond Mug, licht het lokaal nog op, in steeds grilliger vormen en met steeds meer geweld. Het enige wat ik kan doen, is mezelf plat tegen de grond drukken en hopen dat het vanzelf weer overgaat.

Dan hoor ik opeens een stem in mijn hoofd, zacht maar helder.
‘Help me, Danielle, ik hou dit niet lang meer vol.’
‘Mevrouw Bleeker?’
‘Je moet hem stoppen, Daniëlle, anders valt dit niet meer recht te zetten. Doe het voor je vriend. Ik kan hem nu niet bereiken.’
Ik heb geen tijd om te bedenken of ik die stem wel echt hoor, ik weet alleen dat de stem gelijk heeft. Tafels liggen verschroeid verspreid door het lokaal. Links en rechts branden stapels papier. De paniek is compleet. Ik pak zonder nadenken de oude rugtas van mijn moeder en bid dat die voldoende isolatie zal bieden om me te beschermen. Dan wurm ik me langs mijn over elkaar heen buitelende klasgenoten naar het schoolbord.

Het vonkenbeest rond Mug is alleen maar groter en groter geworden. Ik verman me en neem een aanloop. In volle vaart, met mijn rugtas voor me uit, storm ik door de vonken heen en beuk Mug met grote kracht omver. Op slag valt het beest uit elkaar. De vonken zijn al gedoofd voor ze de grond raken. Mevrouw Bleeker zakt langzaam achterover met haar ogen dicht en haar gezicht in een van pijn verwrongen grimas. Vlak voordat ze de grond raakt hoor ik haar weer in mijn hoofd.
‘Bedankt Danielle. Je stelt ons niet teleur.’

De deur gaat met een klap open. Verbaasd kijken de docenten tekenen, aardrijkskunde en Frans naar het onwaarschijnlijke schouwspel van rokende tafels en bange leerlingen die eronder weggedoken zitten. Dan pas zien ze mevrouw Bleeker en Mug op de grond liggen. Met een kreet schieten ze op hen af. Onze lerares Frans buigt zich over Mug en wil hem overeind helpen.
‘Laat mij maar, juf,’ zeg ik snel, want als ze geëlektrocuteerd wordt door een opgeladen Mug gaat ons dat niet helpen. Ik bereid me voor op een enorme schok maar er gebeurt niets. Helemaal niets. Hij moet helemaal leeg zijn geknetterd. Ik wist niet eens dat dat mogelijk was.

Langzaam komt hij bij bewustzijn en kijk ik in zijn anders zo priemende blauwe ogen. Niets priemends in zijn ogen te bekennen nu. Een vermoeide, ontredderde jongen kijkt me aan. Een jongetje, dat ondanks zichzelf, tegen me aankruipt alsof hij weg wil schuilen bij zijn moeder.
I f-ed up, Vuurhoofd. Big time. Ik kon het niet stoppen.’ 
Ik val er helemaal stil van. Ik wilde hem de huid vol schelden zodra hij ongedeerd bleek te zijn. Maar nu ligt dat kleine ettertje als een kleine peuter weg te schuilen op mijn schoot en kijkt hij me zo kwetsbaar aan dat ik hem alleen maar over zijn hoofd kan aaien.
‘Komt wel goed, kleine Steekvlieg, we verzinnen er wel wat op.

Ondertussen hebben de twee andere docenten mevrouw Bleeker overeind geholpen.
‘Wat is er toch gebeurd, Rosalie?’ vraagt Beaufort terwijl hij de chaos in zich opneemt.
Dit is het einde, denk ik. Als mevrouw Bleeker haar collega’s gaat vertellen wat er gebeurd is, dan kunnen we onze missie wel op onze buik schrijven. Maar mevrouw Bleeker doet iets onverwachts. Ze liegt. Ze rept met geen woord over wat er werkelijk gebeurd is.
‘Ach, August, een uit de hand gelopen experiment, ben ik bang. Verkeerd ingeschat. Was helemaal vergeten hoe krachtig die Vandegraaffgenerator kon zijn. Moet je kijken, niets meer van over.’

De blik van August Beaufort, docent Aardrijkskunde, is vol ongeloof. ‘Een Vandegraaffgenerator? Dat méén je niet, Rosalie. Is deze puinhoop daardoor veroorzaakt?’ Mevrouw Bleeker kijkt hem recht aan, met een voor haar doen ongekende helderheid.
‘Precies, August, een Vandegraaffgenerator.’
De geschokte blik van de drie toegesnelde docenten verandert langzaam van ongeloof in acceptatie, alsof ze na een lange discussie worden overtuigd. De geschoktheid verdwijnt uit hun ogen en ze kijken opmerkelijk glazig wanneer ze in koor antwoorden.
‘Ja natuurlijk, een Vandegraaffgenerator.’
‘Wel een beetje oppassen de volgende keer, Rosalie, voegt onze aardrijkskundeleraar eraan toe. Geen spoortje achterdocht meer in zijn stem te bekennen.
‘Zal ik doen, August. Het zal niet meer gebeuren.’
‘Nou, dan gaan we maar weer hè,’ zegt de tekenleraar joviaal terwijl hij de deur achter hen sluit. ‘Met jou valt er toch altijd weer wat te beleven.’

Mug kreunt alsof hij nu pas beseft wat voor inschattingsfout hij heeft gemaakt. Hij is gered door de persoon die hij bijna geëlektrocuteerd had.
‘Stom, stom, stom…’ mompelt hij als ik hem overeind help. De meeste klasgenoten zijn weer onder hun tafel uitgekropen en mevrouw Bleeker lijkt weer aardig hersteld.
‘Nou, jongens en meisjes, niet te veel thuis vertellen over ons mislukte experimentje hoor. Aan ongeruste ouders of boze brieven heeft niemand iets.’ Ze zegt het helder en zonder enige vorm van twijfel. Overtuigend is ze, erg overtuigend.
‘Nee, mevrouw Bleeker.’ Antwoorden onze door elkaar geschudde klasgenoten braaf in koor. Alleen Mug, Schaduw, Padje en ik zeggen niets. Ik kijk haar vol verbazing aan en met meer dan een beetje achterdocht.
‘Ga dan nu maar, dan ruim ik hier een beetje op.’

Wanneer iedereen naar buiten begint te schuifelen, is de betovering verbroken en is mevrouw Bleeker weer net zo vaag als altijd.
‘Tot morgen hé, dan gaan we gewoon verder waar we gebleven waren.’ Niemand voelt de behoefte om haar te vertellen dat het morgen weekend is.

Eenmaal buiten het lokaal en met niemand in de buurt om ons te horen, maak ik één ding meteen heel duidelijk. ’Dit gebeurt niet nog een keer. Nooit meer, of jullie zien me niet meer terug. Ook al heb ik nog niet veel controle over mijn talent, ik weet zeker dat het niet bedoeld is om medescholieren te koeioneren of om onze antipathie op docenten uit te leven. Op zo’n manier zijn we geen haar beter dan de Flintstones, misschien wel erger.’
Mocht ik tegenspraak verwacht hebben, dan blijft die uit. Mug en Schaduw staan er behoorlijk beduusd bij. Koppies naar beneden en het huilen nader dan het lachen. Zo kan ik niet lang boos blijven natuurlijk. Snel boos, snel vergeten, zo ben ik.
‘Oké, oké, we zijn met de schrik vrijgekomen. Het had veel erger kunnen zijn. Maar, klaar met de geintjes vanaf nu… Karel.’ 
Ik kan maar net lachend wegduiken als Mug, ook met een glimlach, me probeert te tackelen en in een houdgreep probeert te nemen. Grapjes over zijn naam zijn één van zijn vele gevoelige puntjes, maar vandaag is het vooral opluchting.
‘Wacht maar, Mariëtte, ik krijg je nog wel!’

28 / Brokken

30 / Willems