Ik schiet de hoek om een verlaten gang in. Het is het enige wat ik kan doen; rennen, rennen, en nog eens rennen, tot ik de uitgang bereik. Ik heb alleen geen idee waar de uitgang is.
Het is dat die vier holbewoners zo totaal verrast waren dat ze even de tijd nodig hadden om zich te herstellen, anders was het nu al met me gedaan geweest. Die aarzeling gaf me net genoeg tijd om overeind te krabbelen, en naar buiten te vluchten. Vanuit mijn ooghoek zag ik Barney als eerste in actie komen. Ik wist wel dat zijn relaxte houding een pose was. Net op het moment dat ik door de deuropening dook voelde ik de lucht om me heen verdichten, maar niet genoeg om me te stoppen. Hij was te laat en weg was ik.
Mijn adem jaagt in mijn keel en mijn longen beginnen te branden. Waar is iedereen? Waar is Willems? Waar is de bewakingsdienst als je die een keer nodig hebt? Mijn voorsprong zou voldoende moeten zijn om te ontsnappen, maar de school heeft weer een totaal nieuwe plattegrond gecreëerd. Waar ik dacht dat de uitgang zou moeten zijn, is hij niet.
Dan vliegt er iets rakelings langs mijn hoofd. Iets groots. Ik geloof eerst mijn ogen niet, maar het is echt zo, het is een deur. Hij spat aan het einde van de gang tegen een muur uit elkaar. Ik kijk over mijn schouder en zie Betty een volgende deur met sponningen en al uit de muur trekken alsof ze een lucifer uit een doosje haalt. Fred en Barney kijken geamuseerd toe. Geen idee wat ze precies aan het doen zijn, maar dan, vlak voor ik een volgende hoek om vlieg, zie ik de deur zonder enige aanwijsbare oorzaak van de grond komen, vaart maken, en op topsnelheid naar me toe schieten. Ik duik de hoek om en nog geen seconde later slaat de deur met oorverdovend geweld tegen de muur achter me. Vlijmscherpe splinters vliegen om mijn oren. Hoe? Hoe kan ze? Voor het eerst word ik overvallen door paniek. Echte, ik-ben-bang-dat-ik-dood-ga-paniek. Als ze nu al hele deuren naar me smijten… wat kunnen ze dan nog meer? Het is jachtseizoen is geopend en ik ben het konijn. Een game zonder extra levens. De vloer trilt maar nog niet heel heftig. Fred gunt zijn vriendjes ook wat lol.
Weer een hoek en nog een… en dan buitel ik bijna voorover omdat ik in een reflex veel te hard rem. Wat de f… is dit? De school zou leeg moeten zijn, maar deze gang is helemaal niet leeg! Integendeel, hij is bomvol. Hij staat volgepakt met mensen, maar niet de mensen die je in een school zou verwachten. Ze zijn gekleed in oude kleren, tenminste, de kleren zien er fonkelnieuw uit, maar ze horen niet in deze tijd. Het lijkt op een scène uit een middeleeuwse ridderfilm. Een tafereel aan het hof van koning Arthur. Bekers vol wijn en bier worden geheven en naar binnen gegoten. Honden scharrelen tussen benen op zoek naar etensresten en ik ruik de geur van gebraden vlees. Ik sta als aan de grond genageld, en als ik de stemmen van de Flintstones snel dichterbij hoor komen, weet ik dat ik door dit onverwachte oponthoud reddeloos verloren ben.
‘Ik hoor haar voetstappen niet meer! Ze staat stil!’ klinkt de schelle stem van Wilma, veel te dichtbij. ‘We hebben haar te pakken!’
Ik begin tussen verbaasde ridders en jonkvrouwen door te slalommen naar het einde van de gang, maar als ik nog maar halverwege ben hoor ik de Flintstones al de hoek om hollen. Er is geen kans meer om het einde van de gang te halen zonder een deur in mijn rug te krijgen, dus draai ik me om om de confrontatie aan te gaan. Als ik dan ten onder moet gaan, dan liever met open vizier. Ik zet me schrap en bereid me voor op de klap maar dan stoppen ze net zo abrupt als ik. Fred opent zijn mond.
‘WAAR IS ZE!!!!! WAAR IS ZE GODDOMME GEBLEVEN!!!!’
Speeksel spat uit Freds mond. De andere drie staan er beteuterd bij.
‘Ze kan niet weg zijn. Dat kan niet,’ stamelt Barney.
‘EN WAAROM IS DEZE GANG DAN HELEMAAL LEEG?’
Leeg? Ik kijk verbaasd om me heen. Het is hier stampvol. Edelen, jonkvrouwen, ridders, koks, bedienden, een half dozijn honden en ikzelf, klaar om mijn huid duur te verkopen.
‘Het is deze school,’ bromt Betty en ik zie opeens niet alleen kwaadaardig geweld in haar ogen oplichten maar ook de soort paniek die alleen hele bijgelovige mensen hebben. ’Deze school deugt niet.’
‘Natuurlijk niet, maar tot nu toe was dat altijd in ons voordeel. Dat had ze beloofd,’ gromt Fred.
‘Ja dat had ze beloofd,’ beaamt Wilma. ‘Of…’ vervolgt ze, ‘heeft ze ons verraden?’
Dit is de eerste keer dat Fred haar niet negeert.
‘Dat is niet logisch, ze wil die lijst toch? En wij zijn haar beste kans om die te vinden.’
‘Precies, die kleine schrielkip kan niets,’ mompelt Barney in poging om iets van zijn coole houding te hervinden, maar Freds stem is zo massief van woede dat het geluid alleen al iemand zou kunnen verpletteren.
‘NIETS?’ NIETS? Is ze langs je heen geglipt toen ze naar de conrector was gestuurd omdat ze niets kon? Had je je handen een week lang in zwachtels omdat ze NIETS kon? Wat zegt dat dan over jou?’
Barney begint te sputteren in een halfslachtig verweer, maar ik ben al afgehaakt bij ‘schrielkip’. Wat denkt die zonnebank surfer wel niet.
De woede maakt mijn hoofd weer een beetje helder. Kennelijk zien ze met niet, en ook al snap ik niet hoe dat mogelijk is, één ding is duidelijk, ik moet zo snel mogelijk verder voordat alles weer terug klikt naar “normaal”.
Langzaam wring ik me achterwaarts naar het einde van de gang, nog steeds met mijn gezicht op de Flintstones gericht, die nu verhit aan het discussiëren zijn. De middeleeuwse feestgangers keuren me ondertussen nauwelijks een blik waardig. Ze zien me maar op een of andere manier dring mijn aanwezigheid niet echt tot hen door.
Pas wanneer ik de hoek ben omgeslagen durf ik opgelucht adem te halen. Het is van korte duur, want als ik de nieuwe gang inkijk, weet ik dat ik eigenlijk nog meer in de problemen zit dan zo net.