Schermafbeelding 2021-01-15 om 12.12.23.png

35 / Déjà vu

Zo in gedachten verzonken, loop ik de volgende gang in. Te laat besef ik dat er iets mis is. De grond onder mijn voeten begint te trillen, eerst een beetje, maar snel heftiger en heftiger. Het heeft op mij geen vat, maar dat kunnen de vier leerlingen vlak voor het natuurkundelokaal niet zeggen. Ze worden bijna verzwolgen door het opspattende puin.

‘UUUUNNNNNGGGGGHHHHH!’

Ik zet geschrokken een stap achteruit. Zonder dat ik het door had, ben ik tussen de Flintstones verzeild geraakt. Ik zet me schrap om me te verweren, maar ook zij keuren me geen blik waardig. Geconcentreerd kijken Wilma, Betty en Barney naar het natuurkundelokaal, waar Mug, Schaduw, Padje en ik bijna kopje onder gaan in een bubbelbad van tegels en gruis, dat door Fred veroorzaakt wordt. Zijn gezicht is vrijwel onherkenbaar verwrongen door inspanning en pijn. Dikke aderen kloppen in zijn nek. Het zweet stroomt van hem af en zijn T-shirt is volkomen doorweekt. Dit moet hem heel veel kracht kosten. Allemaal voor niets, want ondertussen zijn ‘wij’ erin geslaagd om het natuurkundelokaal binnen te glippen. Fred laat zijn armen zakken en meteen neemt het trillen in heftigheid af. Hij sluit zijn ogen en vloekt binnensmonds. Iets over doodmaken en vermorzelen. Hij wankelt.

De andere drie kijken hem aan. Wilma bezorgd, maar Betty en Barney lijken minder onder de indruk.
‘Ze zijn binnen Roberto. Dat is niet zo best. Je had ze moeten tegenhouden,’zegt Barney lijzig met een hint van leedvermaak. Wilma sist vervaarlijk vanwege de respectloze toon die hij aanslaat maar ze wordt onderbroken door een diepe kreun die uit de aarde zelf lijkt te komen. Freds ogen draaien weg, zijn enorme knieën knikken en als een grote omgehakte boom valt hij achterover. De klap is zo groot dat de andere drie hun evenwicht verliezen.

‘Fred!’ krijst Wilma in paniek maar Barney keurt hem geen blik waardig. Hij klautert over de enorme brokstukken die de gang nu bezaaien naar het lokaal waarin wij net verdwenen zijn, op de voet gevolgd. Betty klauterer niet, die schuift de grootste stukken beton opzij alsof ze van schuimplastic zijn gemaakt. Barney probeert de deur, maar die blijft dicht. Hij legt zijn oor ertegenaan en luistert.
‘Ik hoor niets.’
‘Godverdegodver,’ komt Fred weer langzaam tot leven. ‘Wat is er gebeurt. Hoe zijn ze dat lokaal ingekomen?’ Hij klinkt zwak maar nog steeds heeft zijn stem de onmiskenbare ondertoon van geweld en vernietiging.’ Waarom lukt het hen wel?’
‘Geen idee,’ mompelt Barney. ‘Ze hoefden alleen maar de deurklink naar beneden te drukken.’ Hij probeert het zelf ook nog een keer, maar de deur blijft hermetisch gesloten.
‘Dit is om gek van te worden,’ gromt Betty woest. ‘Ik ga nu die deur er met muur en al uit rukken. Ik zal…’

‘Dat lijkt me niet,’ klinkt onverwacht een stem uit de schaduw. ‘Jullie hebben haar nu wel genoeg toegetakeld en dat is niet iets wat ze erg op prijs stelt. Ik ook niet. Het is dat jullie onder mijn bescherming staan maar ook daar zijn grenzen aan.’
De stem is kalm en gecontroleerd en zonder een greintje ironie. Alle vier staren ze ongemakkelijk naar de grond en ook Betty staat er zo mak als een lammetje bij wanneer de conrector naar de deur van het natuurkundelokaal loopt. Ze kijkt ernaar maar raakt hem niet aan.
‘Nee die gaat niet open voor ons,’ zegt ze meer tegen zichzelf dan tegen de leerlingen achter haar. ‘Wat heeft Kwant in hemelsnaam bezield?’
‘Maar,’ durft Fred eindelijk te vragen, ‘hoe kan dit? Het is uw school? U bent…’
Een miniem handgebaar is genoeg. Hij is gelijk stil.
‘Ik kan je voor je eigen bestwil aanraden om nu te stoppen met praten Pugno.’
Fred slikt opzichtig iets weg.
‘Ik moet even nadenken. Ik zal…’

En dan opeens ziet ze mij. Niet als iemand die er eigenlijk niet is, zoals ieder ander, maar zoals Willems me zag. Ze ziet me écht. Ik schrik. Ik wil wegduiken maar weet niet zo snel waarachter, dus kijk ik maar terug in dat jonge jongensachtige gezicht met die grote bril op haar kleine rechte neus. Ik probeer zonder succes van haar gezicht af te lezen wat ze denkt. Verbazing, dat zeker, maar ook nog iets anders. Er krult een heel klein lachje op haar gezicht. Een lachje van iemand die op het zwakste paard heeft gewed dat tegen alle voorspellingen toch de race wint.

De Flintstones kijken haar afwachtend aan.
‘Eh… wat…?’ probeert Fred een keer voorzichtig.
‘Ja… precies…’ komt de conrector weer tot zichzelf. ‘De situatie blijkt toch gecompliceerder dan ik dacht. Ik moet met de rector overleggen voor ik een beslissing neem. Jullie kunnen naar je klas, als jullie doorlopen zijn jullie nog op tijd voor geschiedenis. Hup.’ 
Fred komt kreunend overeind, ondersteund door Betty die hem bijna van de grond tilt, waarna ze zo snel mogelijk de hoek om verdwijnen.

De conrector blijft alleen achter, omringt door de brokkenstukken van de totaal verwoeste gang. Aan niets kan ik merken dat ze nog weet dat ik er ben. Ze neemt de chaos in zich op, slaakt een diepe zucht, sluit haar ogen en begint iets te prevelen. Ik weet niet wat ze zegt, of wat er precies gebeurt, maar het effect is onmiddellijk; de lucht begint te trillen. Dingen beginnen te vervagen. Alles smelt samen tot een grote blur waarin ik alleen haarzelf nog scherp kan zien. Het is een wonderbaarlijk gezicht en al begrijp ik niet wat ze doet, het is duidelijk dat dit haar veel kracht kost. Minstens zoveel als Fred daarnet. Tussen het prevelen door begint ze zachtjes te kreunen. Pas als ze na een minuut of vijf stopt, komt de gang weer scherper in beeld en is alles weer zoals het was. Ik geloof mijn ogen maar nauwelijks. Alsof Fred nooit de gang omgeploegd heeft met zijn ik-help-alles-naar-de verdommenis-talent. Slechts één dingetje heeft ze over het hoofd gezien. Vlak naast de deur van het lokaal van meester Kwant zie ik een scheur in de muur die er eerder niet was, maar verder is alles precies zoals het was.

Langzaam schuifelt ze, met pijn vertrokken gezicht en met haar armen om haar buik geslagen, de gang uit. Even denk ik dat ik met de schrik vrij kom, maar dan draait ze zich om. Haar ogen dringen zich diep in de mijne, zoals alleen zij dat kan.
‘Niet slecht Danielle Kwintens. Helemaal niet slecht. Dit is meer dan ik van je verwacht had. Misschien zit er toch iets van waarheid in al die wilde verhalen over je.’
Ze praat zacht en ik hoor de inspanning die ze moet doen om de pijn uit haar stem te weren. Ze kan nauwelijks op haar benen staan. Toch ben ik op mijn hoede.
‘Eh… en… wat nu?’
‘Tja, Danielle Kwintens, wat nu? Ik zou het niet weten. Jouw aanwezigheid hier, verandert het hele spel. Je hebt kennelijk toch wat opgestoken dit half jaar ondanks dat afgrijselijke temperament en die legendarische koppigheid van je.’
Ze glimlacht. De eerste echte glimlach die ik van haar zie. 
‘Het is natuurlijk niet aan mij om je raad te geven en het is ten zeerste verboden om je te helpen maar ik denk dat je er goed aan doet om hier nog even te blijven wachten in plaats van als een kip zonder kop verder te gaan met je avonturen in Wonderland. Je weet maar nooit wat je hier nog tegen komt.’
‘Wat? Niet wie?’ Is het enige wat ik durf te vragen. Haar gezicht is nog steeds verwrongen van pijn.
‘Je weet het, wanneer je het ziet.’ En voor ik nog wat kan vragen, is ze om de hoek verdwenen. Ik zak met mijn rug langs de muur naar beneden. Ik ben bekaf.

Op dat moment, neem ik een besluit. Ik zal haar advies opvolgen. Geen idee waarom ik haar zou vertrouwen nu ze me zo verraden heeft met de Flintstones maar feit is dat ze waarschijnlijk gelijk heeft. Als een kip zonder kop rondhollen, heeft tot nu toe niets opgeleverd en iets beters weet ik zelf ook niet te bedenken. Ik blijf dus zitten waar ik zit en verroer me niet

De stilte is een verademing. De minuten die verstrijken zou ik natuurlijk kunnen gebruiken om na te denken over van alles en nog wat, maar er bevindt zich een gapende leegte tussen mijn oren. De tijd kruipt voorbij. Ik wacht. Een kwartier? Een half uur? Een uur? En net als ik wil opstaan omdat er niets gebeurt, gebeurt er toch iets. In mijn ooghoek zie ik een beweging en vlak daarna hoor ik een mechanische klik. De deurklink van het natuurkundelokaal gaat langzaam naar beneden. Natuurlijk, dat ik dat niet eerder heb bedacht! Ik weet natuurlijk precies wat er gaat gebeuren.

En inderdaad, daar komen ze… we. Mug, Schaduw, Padje en ikzelf haasten met bleke, verbijsterde gezichten, rakelings langs me, de gang uit naar de volgende les. Ik zou ons kunnen volgen natuurlijk, maar besluit om het niet te doen. Geen verrassingen te verwachten daar. Dus blijf ik zitten. Eén minuut, twee minuten, drie, vier, vijf, zes en dan… zie ik de deurklink nog een keer naar beneden gaan.

34 / Self fulfilling prophecy

36 / Haarscheur in de tijd