‘Waar is Daan?’ Mugs irritatie kan zijn bezorgdheid maar nauwelijks camoufleren.
‘Willems…’ begint Padje.
‘Mppfff, hoelang moet dat duren dan? Is ze soms...’ maar hij houdt abrupt zijn mond wanneer hij in de verte de conciërge met een grote afvalcontainer voorbij ziet schuifelen.
‘Dat is niet oké…’ fluistert Schaduw.
Zonder iets te zeggen loopt Mug terug de school in. Padje en Schaduw volgen hem direct.
‘Bewaki…’ begint Padje.
‘Ja dat kan niet lang meer duren,’ zegt Schaduw zacht. Ze versnellen hun pas.
‘De toiletten misssssch…’ Abrupt breekt Mug zijn zin af en wijst de gang in waar de enorme rug van Betty Rubble de hoek om verdwijnt.
Zonder iets te zeggen, denken ze alle drie hetzelfde: Daan is in gevaar. Dit is waarom ze de Geen-club hebben opgericht. Nooit mag iemand van hen er alleen voor staan. Ze versnellen hun pas maar als ze de hoek hebben bereikt verdwijnen The Flintstones alweer de volgende hoek om. Ze kijken op noch om en zijn geconcentreerd op iets voor hen. Het is niet moeilijk om te bedenken wat, of liever wie, dat is. Nog voor ze de volgend hoek hebben bereikt, horen ze een enorm klap en een oorverdovend gekraak. Mug trekt bleek weg.
‘Waarom houdt ze zich ook niet aan de afspraak,’ sist hij zachtjes, maar zijn gebruikelijke venijn heeft nauwelijks nog kracht.
De volgende gang is leeg op twee versplinterende deuren na. Verbijsterd kijken Mug, Padje en Schaduw naar de gaten in de muur waar ze met geweld uitgerukt moeten zijn, en dan…
‘WAAR IS ZE!!!!!! WAAR IS ZE GODDOMME GEBLEVEN!!!!!’
Fred Flinstone.
Zijn stem komt van vlak om de hoek. Als eerste voelen ze opluchting omdat Daan kennelijk ontsnapt is. Gelijk daarna volgt de paniek. Het is duidelijk te horen dat de Flintstones zich na een korte woordenwisseling omdraaien en teruglopen.
‘We moeten een gang gemist hebben,’ horen ze Barney mompelen. ‘Ze moet ergens anders naartoe geglipt zijn.’ Het is een kwestie van secondes voor ze de hoek om zullen komen en er is geen enkele plek om te schuilen. Er hangen zelfs geen jassen en tassen aan de kapstokken waar ze tussen weg kunnen duiken. Dus doen ze het enige wat ze kunnen bedenken, zich schrap voor de onvermijdelijke confrontatie.
De Flintstones zijn zo druk met elkaar in discussie dat ze de drie jongere leerlingen niet gelijk zien, maar dan slaakt Wilma een kreet.
‘Daar! Kijk daar! Daar zijn die andere drie kakkerlakken.’
Met een ruk kijken Fred, Barney en Betty op. Ze blijven even steken in hun beweging, maar dan zetten als één man een onheilspellend gewelddadige stap naar voren. Fred heft zijn enorme hand omhoog. De muren beginnen te trillen en dan… is alles in één klap volledig donker.
‘Ze doet het weer!’ roept Betty. ‘Het is dat zwartje…’
Het duister wordt fel opgelicht door iets wat nog het meeste weg heeft van een bliksemflits. Betty wordt vol in haar gezicht geraakt en slaakt een woedende kreet.
‘Zoiets zeg je niet tegen een vriend van mij,’ sist Mug met zijn scherpste stem, maar in het uitdovende licht van zijn elektrische ontlading, ziet hij dat de kolossale gestalte van Betty nog steeds overeind staat. Dat had hij niet verwacht. Hij aarzelt.
‘Je had weg moeten schuilen in het duister van je vriendinnetje, ratje,’ gromt ze terwijl de laatste vonken die van haar staartjes afspringen uitdoven. Even is het doodstil maar dan hoort hij iets door de lucht zoeven. Iets zwaars schampt zijn hoofd. Hij slaat een hand tegen de bloedende wond naast zijn oog. Met de andere zoekt hij steun tegen de muur. Het is dat hij zijn hoofd in een reflex weg had gedraaid, anders was zijn schedel nu gekraakt geweest als een walnoot onder een hamer. Het bloed stroomt weliswaar langs zijn gezicht, maar hij staat nog steeds overeind.
Even kan je een speld horen vallen, maar dan horen ze Betty, briesend als een woeste stier, de gang in stampen.
‘Kom hier, kleuters! Kom tevoorschijn uit dat laffe duister! Ik zal jullie één voor één uit elkaar rukken, arm voor arm, been voor been en als laatste je hoofd. Ik heb genoeg van dit gekruimel. Wat de conrector ook gezegd heeft, ik wil bloed zien.’
‘Denk erom Fred, deze zijn voor ons, het is niet altijd jouw feestje.’ Barney zucht gespeeld vermoeid vanwege zoveel egocentrisme en Wilma sist vanwege zoveel brutaliteit. Fred gromt maar spreekt haar niet tegen. Betty wil wraak en zal het krijgen ook. Mug, Schaduw en Padje kunnen de luchtverplaatsing van Betty’s wild rondzwaaiende armen al bijna voelen. Mug is te duizelig om wat te doen en Padje lukt het niet om de tijd te verdragen. Ze worden alleen nog gered door Schaduws talent en zij raakt snel aan het eind van haar krachten.
‘Hollen,’ fluistert ze en draait gelijk richting het uiteinde van de gang. Ze weet dat de andere twee haar zullen volgen, dat is de afspraak, maar snel gaat het niet. Alleen zijzelf kan zien waar ze lopen in het pikkedonker, al is ‘zien’ niet echt het goede woord. Het is eerder voelen dan zien, een mentaal beeld, zoals vleermuizen dat hebben. Ze reikt naar achteren en vindt de tastende handen van Mug en Padje en leidt ze zo snel als ze kan naar het uiteinde van de gang.
‘Ze vluchten’ roept Betty,’ wanneer ze tot haar grote frustratie niks in haar gewelddadige vingers krijgt. ‘Ik hoor voetstappen.’
‘Moet ik dan ook alles zelf doen,’ gromt Fred meer tevreden dan boos over het feit dat ze het zonder hem niet redden. ‘Kijk en leer.’
Schaduw, Mug en Padje zijn net de hoek om als de grond heftig begint te trillen. In één klap is het duister verdwenen. Een triomfantelijk kreet klinkt uit de gang achter hen. Er blijft nog maar één ding over, zo hard hollen als ze kunnen.