Het kantoor precies als bij mijn vorige bezoek. Geordend en gestructureerd. Geen blaadje, geen boek, geen pen ligt scheef. Alles is precies als het was en toch… is alles ook helemaal anders. Ík ben anders. Ík lijk niet meer op het meisje dat een paar weken geleden in paniek binnen kwam rollen. Ik heb dingen meegemaakt, ik heb dingen gezien, ik heb geleerd. Ik hou dus mijn mond en wacht.
De conrector kijkt niet op van haar bureau. De eerste keer irriteerde me dat mateloos, maar nu trap ik er niet meer in. Ik weet ondertussen hoe belangrijk die lijst voor haar is, dus zal het vast niet al te lang duren. Het geeft me in ieder geval de kans om de ruimte eens goed in me op te nemen en dingen te zien die me de vorige keer totaal waren ontgaan. Als eerste natuurlijk de boeken. Kasten vol. Veel al hele oude. Soms net zo oud als de boeken bij mijn buurman. Naast de boeken, de voorwerpen. Liggend op kasten, staand op de grond, hangend aan het plafond of opgeborgen in twee kleine vitrinekastjes, keurig naast elkaar staan opgesteld. Ze zijn archaïsch en futuristisch tegelijk, net als de voorwerpen in het lokaal van Kwant.
Als ik mijn blik weer naar het bureau wend, kijk ik recht in twee lichtgrijze ogen die zich pijnlijk diep in die van mij boren en me ‘proberen’ te lezen. Dit keer wend ik mijn blik niet af. Na alles wat er vandaag gebeur is, mag ze lezen wat ze wil.
‘Mooi, dat is een heel verschil,’ zegt ze zacht. ‘Wat een beetje bewustzijn al niet vermag en… ik moet zeggen… ik had er niet op durven hopen, totdat ik je een paar uur geleden met mijn eigen ogen zag. Dat was wat je noemt een moment om nooit te vergeten.’
Een paar uur geleden? Denk ik bij mezelf. Ze had ook twee weken geleden kunnen zeggen, toen we voor de eerste keer het lokaal van Kwant binnen tuimelden, maar als ze twee maanden geleden had gezegd dan had ik het ook geloofd. Onwillekeurig vraag ik me af of ik nu in de tijd teruggereisd ben, of dat ik het verleden juist naar het nu toe gehaald heb.
‘Ahum. Danielle? Volgens mij heb je iets voor me?’
O ja, de lijst. Ik heb hem nog steeds in twee handen geklemd. Ik was hem bijna vergeten.
‘Misschien kun je hem even naar me toe brengen? Lopen lukt even niet zo goed.’
Ze zegt het op haar gebruikelijk onderkoelde toon, maar als mijn ogen naar beneden zakken, zie ik dat haar linkervoet in een onnatuurlijke hoek uit haar broekspijp hangt. De schoen staat keurig tegen de muur.
‘Eh… Conrector? Is alles wel oké?’
Ze volgt mijn blik naar haar voet, kijkt terug en tovert totaal onverwacht een stralende lach op haar normaal uitgestreken gezicht. Het is een overrompelend gezicht. Alsof je vanuit de schaduw de felle zon instapt.
‘Lief van je Daan, het is eeuwen geleden dat iemand zoiets aardigs aan me heeft gevraagd, maar maak je geen zorgen, ik heb erger overleefd. Ik blijk een ongelooflijk vermogen tot herstel te hebben.’
En weg is de lach weer. Ondanks haar geruststellende woorden en de onverwachte glimlach blijf ik gebiologeerd kijken naar de mooie ranke voet die losjes heen en weer bungelt, alsof hij nog maar met een paar draadjes aan de enkel vastzit. Wie of wat kan dat gedaan hebben? Wat is er met haar gebeurd?
‘De lijst Danielle!’
‘O ja, sorry, de lijst.’
Ik loop naar haar bureau, leg hem voor haar neer en schuifel weer terug, de hele tijd gevolgd door haar ogen, die zo bij me naar binnen lijken te kijken. Misschien wel vanwege het ongemakkelijk gevoel dat me dat geeft, herinner ik me opeens iets dat me dwarszit.
‘Conrector… Ik was niet de enige die opzoek was naar die lijst.’
‘Nee, dat klopt. Roberto Pugno en zijn vrienden waren dat zoek.’
‘En dat wist u?’
‘Uiteraard, ik heb ze zelf opdracht gegeven.’
‘En u had niet het gevoel dat ik dat moest weten?’
‘Wat zou dat geholpen hebben, Daniele? Je had je er alleen maar druk over gemaakt terwijl je er niets aan had kunnen doen.’
‘Ik wist dat de Flintstones uw persoonlijke knokploeg waren, maar ik had nooit….’
‘De Flintstones?’ onderbreekt ze me. Ze proeft de woorden even op haar tong en als ze het snapt, flakkert er een glimp van een glimlach over haar gezicht. ’Naar de oude tekenfilmserie?’
Ik knik en voel me een beetje betrapt als een volwassene die nog van tekenfilms houdt of van touwtje springen.
’Grappig.’
‘Nou ja, eh… zo is het niet eens bedoeld.’
‘Dat heb je niet van je moeder.’
‘Wat?’
‘Humor’
‘Humor?’ Ik begrijp haar even niet.
‘Je moeder had niet veel gevoel voor humor. Het was het enige denk ik, waarin ze de meerdere in je vader erkende. Ze kon dan wel weer onbedaarlijk hard om hem lachen.
Haar stem klinkt onverwacht teder. Ik voel een steek al weet ik niet precies waarom. Het feit dat mijn mopperende, onbehouwen vader ooit een lolbroek moet zijn geweest, staat zo haaks op mijn eigen ervaringen dat ik me voorneem nooit meer iets over het verleden van mijn ouders te willen weten.
‘De Flintstones?’ herhaal ik.
‘Ach ja dat. De Flintstones. Je moet het me maar niet kwalijk nemen. Er was zo weinig aanleiding om te geloven dat je ook maar iets meer was dan een mislukkeling dat ik ze een paar weken eerder al aan het werk heb gezet. Niet dat ik daar heel veel van verwachtte natuurlijk, want zo slim zijn ze niet.’
De glazen deurtjes van de vitrines recht voor me beginnen zachtjes te rammelen, maar de conrector besteedt er geen aandacht aan als ze verder gaat.
‘Pas toen jullie zo onverwacht het natuurkundelokaal binnen bleken te kunnen, werd alles anders.’
Deze uitleg helpt niet bepaald, ik word er alleen maar bozer van.
‘Kijk Daan, mij gaat het om het resultaat en twee kansen zijn er nu eenmaal meer dan één. Daar is jouw ego ondergeschikt aan. Als ik het je wel had verteld, was je boos geworden en had je je volkomen afgesloten voor je intuïtie, zoals altijd.’
Ik kijk haar met hoog opgetrokken wenkbrauwen aan.
‘Dat verbaast je toch niet? Het is al heel lang duidelijk dat je het niet van je verstand moet hebben, laat staan van je beheersing. Dat is de grote paradox van Danielle Kwintens. Je kan je talent niet beheersen maar je kan het wel volledig onderdrukken. Je ontkent wie en wat je bent met alle macht die je in je hebt.’
Ze zucht. Normaal zou ik allang ontploft zijn, maar ik hap nog steeds niet.
‘Roberto Pugno en zijn vrienden zijn dan wel geen intellectuelen maar ze doen wat ze gezegd wordt met een onovertroffen kwaadaardige ijver. Ik begreep dat ze zelfs Willems bedreigd hebben.’
Haar gezicht blijft uitgestreken maar de onmiskenbare klank van leedvermaak kleurt haar stem. ‘Ik zei toch dat ze niet zo slim waren.’
Nu rammelen niet alleen de deurtjes van de vitrines maar ook de smalle bovenramen en verschillende voorwerpen op haar bureau. Eindelijk laten haar ogen de mijne los.
‘Misschien moet je even een stapje of twee opzijzetten Danielle.’ En als ik niet gelijk reageer. ‘Nu!’
Het klinkt niet dwingend of bevelend en juist daardoor reageer ik direct. Het is net op tijd. De deur waar ik een seconde geleden nog voor stond springt met veel kabaal uit zijn sponningen het kantoortje in en zou me hebben verpletterd als ik niet opzij was gestapt. Ik duik in een reflex nog verder opzij.
De conrector heeft geen vin verroerd. Rustig kijkt ze naar de chaos die de deur heeft aanricht in haar perfect geordende koninkrijk. Dan pas kijkt ze naar het gapende gat van de deuropening die bijna helemaal gevuld wordt door de enorme gestalte van Roberto Pugno, zoon van Italiaans immigranten, befaamd vanwege zijn slechte humeur en berucht vanwege zijn neiging tot zinloos geweld. Hij kijkt met grote verwarde ogen het kantoor in, ziet mij en stapt naar binnen.