Schermafbeelding 2021-01-15 om 12.12.23.png

49 / Een schedel die lacht

Alles kraakt en ritselt. Zelfs het geluid lijkt door de kou te worden vertraagd. Ik weet niet eens of dat wel kan. Ik had beter op moeten letten bij natuurkunde.  Het is nu zo koud dat alles broos en kwetsbaar is. Alles breekt af bij de lichtste aanraking.

Freds aanval op de conrector is na een kort explosief begin, snel afgezwakt en uiteindelijk helemaal stilgevallen. Het is niet moeilijk om te zien waarom. Hij is volledig ingepakt in een dikke laag ijs. Ik kijk er met evenveel afschuw als fascinatie naar. Kan hij nog ademen? Of hoeft dat niet als je bent ingevroren? In sciencefiction films worden astronauten ook ingevroren om lichtjaren ver te kunnen reizen zonder te verouderen. Ik heb alleen nooit begrepen of dat nu ‘science’ of ‘fiction’ was.

Ik kruip moeizaam overeind en kijk naar de conrector. Eindelijk verraadt haar uiterlijk hoe oud ze werkelijk is. Haar uitdroogde, ingevallen gezicht heeft een door pijn verwrongen uitdrukking vanwege de enorme inspanning die ze heeft moeten doen, maar van haar ogen schrik ik nog het meest. Er is maar één ding in te lezen, verdriet. Eeuwenoud, hartverscheurend verdriet.

‘Er is niets zo erg als verraad Daan, maar verraden worden door de persoon die je als je eigen broertje hebt omarmd, dat is onverdraaglijk.’
Het feit dat ze me opeens Daan noemt in plaats van Danielle geeft haar opmerking een intieme kwaliteit die haar verdriet alleen maar sterker laat voelen.
‘Eh ja, ik ken het wel,’ probeer ik voorzichtig. ‘Ik ben ook weleens verraden.’
Ik zeg het om haar te troosten, of in ieder geval om iets aardigs te zeggen. Een ongebruikelijke opleving van moederinstinct waarvan ik niet wist dat ik hem had, maar voordat ik ben uitgesproken, besef ik al hoe ontoereikend mijn persoonlijke ervaringen afsteken bij de hare. Toch tovert mijn opmerking een glimlach op haar gezicht. Een schedel die lacht. Het is onverwacht aangrijpend.
‘Dat is lief van je Daan. Dat heb je ook van je vader, empathie. Altijd willen helpen.’ Haar ogen dwalen even weg. ‘Je weet niet hoezeer ik hem bewonder. Iedereen maakt offers, maar er zijn mensen die meer opgeven dan anderen. Je ouders voorop. Ja, je moeder ook, maar je moeder is niet zozeer lief dan wel vastbesloten.’ 

Ik kan dit keer niet eens boos op haar worden nu ze weer over mijn ouders begint. Ze klinkt té treurig. Ongemakkelijk kijk ik van haar weg. Mijn ogen dwalen af naar de grillige klomp ijs waarin Fred vastgeklonken zit. Haar ogen volgen de mijne.
‘Het wordt tijd om te gaan Daan. Ik dacht dat met het vinden van de lijst alles opgelost zou zijn, maar dat is het niet, integendeel.’
‘Niet? Die lijst was toch waar het om ging?’
‘Dat dacht ik ook, maar nu blijkt dat er met de lijst geknoeid is. Ik wist niet eens dat dat kon. Deze lijst is zo oud en magisch dat iedereen die betrokken was bij het maken allang dood is. Ik kan maar één iemand bedenken die daartoe in staat zou kunnen zijn en, als dat waar is, dan is dat naast een persoonlijk drama voor mij, ook een ramp voor de wereld.’
‘O,’ is het enige wat ik uit weet te brengen.
‘Er zijn namen van de lijst gewist, of verschoven, of allebei, dat weet ik nog niet precies, daar moet ik de lijst beter voor bestuderen. De vraag is alleen of ik daar wel de capaciteit voor heb.’

Ze is even stil voor ze vervolgt. 
‘Ik heb Kwant nodig Daan. Hij is de enige waarvan ik zeker weet dat hij kan uitvinden wat er met de lijst aan de hand is. Zoek hem. Als iemand hem kan vinden dan ben jij het, dat is nu wel gebleken. Het is mijn nieuwe opdracht voor jou, die je tot een goed einde moet brengen, zelfs als je me nooit meer ziet.’ Haar ogen dwalen weer af naar Fred. Er is iets aan de hand met de ijsklomp waar hij in vastzit. Ik lijk hem niet helemaal scherp te kunnen zien. Hij trilt. Heel snel en steeds sneller. Fred vecht terug.
‘Ga, ik weet niet hoe lang ik Roberto, of Fred Flintstone zoals je hem zo gevat bent gaan noemen, in bedwang kan houden. Hij is zo te zien aan het ontdekken dat hij sterker is dan hij altijd heeft gedacht.
‘Maar eh… moet ik niet… helpen… of…’
‘Nee Daan, ga dit lokaal uit en laat Willems je naar buiten brengen, dan kan je vandaag niets meer gebeuren. Ga naar huis. Kom gewoon weer naar school om geen wantrouwen, vertrouw je vrienden en zoek Kwant. Als ik mezelf niet kan helpen, dan kan niemand het.’ 

Het trillen neemt toe. Scheurtjes ontstaan in het ijs. Ik schuifel naar de deur, trek hem open, kijk nog één keer weifelend om, zie het door pijn en verdriet verwrongen mummiegezicht terwijl de eerste lampen naar beneden vallen en de grote kast begint te kantelen. Ze dwingt me met haar ogen naar buiten. Ik stap door de opening, trek de deur dicht en kijk recht in het rimpelige gezicht van Willems. 

GODEN

50 / Thuis