Schermafbeelding 2021-01-15 om 12.12.23.png

LAWINE

Roberto Pugno / zeven jaar eerder

‘Pap, ik ben moe.’
‘Ik weet het jongen… ik weet het… Je doet het geweldig… echt… maar mijn voet… ik denk dat mijn enkel gebroken is… en je moeder… ik weet niet of ze nog ademt.’

Zelfs vanwaar hij staat kan de kolossale jongen van tien jaar oud, zien hoe de grond rond de enkel van zijn vader steeds roder kleurt. Achter hem ligt zijn moeder. Ze ligt doodstil, bedekt door herfstbladeren en aarde. Ze zou dat gehaat hebben. Ze is allergisch voor vuil. Opeens ziet hij een paar bladeren bewegen. Ze ademt nog. Met nieuwe energie zet hij zich schrap om de omgevallen boom met daar op een enorme hoeveelheid puin en rotsen omhoog te houden. Hij is de enige die voorkomt dat zijn ouders worden bedolven.

Vakantie in de bergen. Hij had er zich zo op verheugd. Hij wilde zo graag dat alles weer een keer goed was. Al was het maar voor een paar dagen. Tijdens de lange autorit naar Zwitserland hadden de goede voornemens het nog gewonnen van de in jaren opgebouwde frustraties maar op de eerste dag in het hotel was het alweer begonnen. Kleine irritaties eerst. Servetten die niet helemaal recht lagen, zijn vader die te krom liep, hijzelf die mosterd op zijn broek knoeide. Zijn moeder deed haar best om haar mond te houden maar het lukte haar niet. Ze moest er wat van zeggen en zoals altijd werd het bij elk woord niet minder erg maar erger. Binnen een dag was de sfeer weer net zo verziekt als thuis. Zijn vader die probeerde te voldoen aan haar eisen en zijn moeder die het nooit goed genoeg vond.

Toen had zijn vader op de derde dag voorgesteld om een lange wandeling te maken. De berglucht zou hen goed doen. 

De wandeling die zijn vader had uitgestippeld was geweldig. Machtige rotspartijen, diepe afgronden, gigantische bomen. Op de grond een bont tapijt van herfstbladeren. Hij voelde zich thuis in een natuur die zo groot en sterk was als deze. Zo groot en sterk voelde hij zichzelf ook soms. Voor het eerst sinds lang kon hij weer vrijuit ademen. Het duurde alleen niet lang. Na twee kilometer had zijn moeder iets zuurs gezegd over de modder op zijn nieuwe wandelschoenen. Vervolgens een denigrerende opmerking over het verwaaide haar van zijn vader en toen cynisch geconstateerd dat natuur vooral leuk was zolang je het thuis kon bekijken op de televisie. Zijn vader had het steeds met een goedmoedig grapje proberen te pareren, hetgeen hem op steeds giftigere opmerkingen kwam te staan.

Hij was vooruit gaan lopen om ze niet meer te hoeven horen en omdat dat niet genoeg hielp is hij heel hard gaan zingen en toen dat ook nog niet genoeg hielp is hij op de maat van de muziek mee gaan stampen. Dat werkte. Tien minuten lang was hij alleen met zijn stem in zijn hoofd en het gestamp van zijn voeten op de grond tot hij door een kreet van zijn vader terug naar de werkelijkheid werd gehaald.

Toen hij omkeek had hij niet gelijk begrepen wat hij zag. De hele wereld leek heel hard te trillen. Rotsblokken begonnen naar beneden te tuimelen en bomen te verzakken. Dertig meter achter hem stonden zijn ouders als versteend bij elkaar. Zijn vader keek omhoog maar zijn moeder keek naar hem, met een blik die hij niet van haar kende. Pas toen zijn vader nog een keer schreeuwde, keek zijn moeder ook omhoog. Recht boven hen was een stuk van de bergwand gaan schuiven. Het kwam in razende vaart naar beneden, steeds meer stenen en aarde met zich meeslepend. 

Het trillen stopte toen hij naar zijn ouders toe begon te rennen. Een race tegen de klok die hij maar ternauwernood won. Hij kon net onder de eerste boom duiken die op zijn ouders dreigde te vallen. Hij dankte God dat hij zo sterk was. Onnatuurlijk sterk zoals ze op school zeiden. Hij had het altijd vervloekt, maar nu kon het zijn ouders redden. Hij móést ze redden. De boom op zijn schouders beschermde hen tegen de naar beneden glijdende bergwand. De kracht die op zijn lichaam kwam te staan was enorm maar hij hield vol. Het meeste puin gleed langs de stam verder. Meestal aan de goede kant maar sommige brokken vielen toch aan de kant van zijn ouders. Zijn moeder werd half bedolven en zijn vader kreeg een groot stuk rots op zijn enkel. 

Daar staat hij en kan geen kant op.
‘Umpf,’ kreunt zijn moeder. Haar hoofd beweegt.
‘Schat,’ roept zijn vader.
‘Umpf,’ kreunt zijn moeder weer. Haar ogen gaan  open.
‘Voorzichtig schat, je weet niet of je iets gebroken hebt.’
‘Wat is dit voor smerigheid? Mijn kleren zijn geruïneerd.’ Ze is in één klap weer helemaal wakker.
‘Wat kunnen je kleren je nou schelen. Kun je alles nog bewegen? Kun je wegkruipen?’
Even trekt er een waas van pijn over haar gezicht.
‘Nee, ik voel mijn benen niet. Wie had gedacht dat ik zo smerig en onwaardig aan mijn einde zou komen.’
‘Zeg dat toch niet, schat. Roberto houdt het nog wel even vol. Hè Roberto, je bent sterk. Je kunt dit.’

Roberto zegt niets. Roberto zweet als een otter terwijl zijn spieren beginnen te branden.
‘Pfff,’ sneert zijn moeder met zoveel venijn dat hij een steek in zijn borst voelt.
‘Roberto, mijn kleine Roberto, is een mislukkeling. We hadden hem gelijk ter adoptie aan moeten bieden toen dit de eerste keer gebeurde en alle keren erna maar elke keer wilde je dat hij bleef.’
‘Zeg dat toch niet schat. Roberto is een goed jongen. Hij heeft gewoon pech gehad.’
‘Pech, pech. Liggen we nu hier bedolven onder zijn pech? Als hij niet hier was geweest dan had hij ons ook niet hoeven redden. Die lawine ontstaat niet zomaar.’
Plotseling richt zijn vader zich tot hem.
‘Jongen, luister niet naar je moeder. Ze is bang, in shock, ze weet niet wat ze zegt. Hou vol, hou vol.’

Roberto luistert naar zijn vader. Hij houdt van hem, maar hij weet dat hij niet de waarheid spreekt. Zijn moeder walgt van hem. Zijn hele leven heeft hij zijn best gedaan om te doen wat ze wilde of wat hij dacht dat ze wilde. Alles voor een vriendelijk woord, een knuffel, een compliment, maar nooit was het goed genoeg. Uiteindelijk draaide zijn hele leven om maar één ding, haar blij maken en het lukte nooit. Nu hier in het bos met een boom op zijn schouders beseft hij dat het ook nooit meer zal lukken.

Met terugwerkende kracht schuift alle zelfopoffering alle frustratie en al het gebrek aan liefde als een lawine over zijn hart en sleept al de liefde die hij nog in zich had met zich mee. Hij voelt alleen nog een alles vernietigende verdriet. De omgeving begint weer te trillen en hij snapt opeens dat hij dat zelf doet. Hij vecht met zichzelf.
‘Zie je wel! Hij kan ons helemaal niet redden. Hij maakt alles kapot,’sneert zijn moeder.
‘Nee Roberto, luister niet naar haar. Ik hou van je. Je moeder houdt van je…’ smeekt zijn vader.

Maar Roberto hoort het al niet meer. Het trillen stopt precies op het moment dat hij een stap naar voren doet. De boomstam die het puin omhooghoudt glijdt van zijn schouders. Hij zakt op zijn knieën en kijkt achterom. Er is niets meer van zijn ouders te bekennen.

47 / Verraad

48 / Schikgodin